Jungle Train & Kota Bharu
Dag 109: De jungletrein
Woensdag 27 juni 2012
Alle junglegeluiden wisten me vannacht gelukkig niet te wekken, net zo min dat de muggen dat deden, die werden tegengehouden door de klamboe rond m’n bed. Het blikje Sprite dat ik na de avondwandeling had gedronken, wist dat echter wel te doen, waardoor ik midden in de nacht naar buiten moest om het toilet te bezoeken. Niet erg handig. In de ochtend verliet ik m’n bungalow en liep ik naar het busstation van Kuala Tahan. Enkele andere reizigers (waarvan ik er een paar herkende aangezien ik hen continu was tegengekomen de afgelopen dagen) stonden hier ook te wachten op de lokale bus of minibusjes naar andere plekken in het land. Met de minibusservice van de boekingskantoortjes kon je namelijk eenvoudig naar elke toeristische plek in het land afreizen, en dat binnen een dag, omdat het land relatief klein is. Alhoewel mijn volgende grote bestemming de Perhentian-eilanden zijn, nam ik toch geen minibus naar Kuala Besut, het plaatsje vanaf het vasteland waarvandaan de eilanden te bereiken zijn. In plaats daarvan had ik besloten om terug te reizen naar Jerantut, om daarvandaan eerst de bekende ‘Jungle Train’ te pakken. Deze trein begint helemaal in het zuiden van Maleisië in de stad Johor Bahru, vlakbij Singapore, en gaat door Taman Negara helemaal naar het noordoosten van het land, naar het plaatsje Tumpat, enkele kilometers van de grens van Thailand vandaan. Mijn treinrit zou echter één station eerder eindigen, in het plaatsje Wakaf Baharu.
Na een busrit van een uurtje naar Jerantut en een wachttijd van zo’n anderhalf uur bij het boekingskantoortje en op het treinstation, kwam de jungletrein om 12.30 uur aanrijden, mooi op tijd voor een vertrek van zo’n tien minuten later. Ik nam plaats op mijn aangewezen stoel, die relatief comfortabel was. Toch baalde ik enigszins, aangezien het geen stoel bij het raam was, maar ook omdat het een stoel was die precies tussen twee ramen in lag, waardoor ik ook niet naar buiten kon kijken als ik naar links keek. Het uitzicht bleef daarom redelijk beperkt tot de kleine stukjes raam die ik voor me kon zien. Alhoewel ik gisteren had gezegd dat ik vandaag meer van Taman Negara zou zien, bleek dat uiteindelijk dus behoorlijk tegen te vallen. Desondanks was er eigenlijk ook niet heel veel te zien tijdens de treinrit. Bijna de hele rit reden we door een groene jungle, wat uiteraard erg mooi was, maar niet erg afwisselend. Tropische planten en bomen bekijken is mooi, maar als je dat uren achter elkaar ziet, gaat dat toch wat vervelen. Slechts zo nu en dan waren er een paar huisjes en dorpjes langs de spoorlijn te zien. De coupé zat helemaal vol met passagiers, waaronder enkele toeristen die dezelfde planning hadden als ik. Verder waren er nog vele verstekelingen aan boord, in de vorm van kleine zes- of achtpotige insecten die rondkropen over de banken en langs de wanden. Een tv voorin de coupé bleef helaas constant de tekst ‘No Signal’ weergeven, waardoor deze niet echt boeiend was om naar te kijken en iedereen was aangewezen op zijn eigen ontspanning. Ik had m’n laptop, telefoon en leesboek bij me, maar heb ook lange tijd gewoon voor me uitgestaard of in m’n stoel zitten suffen. En een lange rit was het zeker. De trein zou om 18.52 uur aankomen in Wakaf Baharu, maar wist tijdens de rit een vertraging op te lopen van maar liefst twee uur! Alhoewel ik geen idee heb waarom er zoveel vertraging was, was een halfuur hiervan gerechtvaardigd: er was namelijk een boom op het spoor gevallen, welke in de stromende regen eerst verwijderd moest worden. Het leek alsof de rest van de vertraging werd opgebouwd op de stations, waar we soms om onduidelijke redenen erg lang hebben stilgestaan. In plaats van een stop van slechts een minuut of twee, stonden we bij één station met gemak een halfuur stil, alsof de machinist eerst een uitgebreide maaltijd naar binnen wilde werken.
Toen de zon allang onder was gegaan -de zonsondergang kleurde de lucht overigens erg mooi, alhoewel we dit voornamelijk misten omdat de trein een lange tijd naast een gebouw stilstond om een goederentrein te laten passeren- kwamen we iets voor negenen eindelijk aan in Wakaf Bahara. Dit is een klein plaatsje vlakbij de stad Kota Bharu. Met een Duitse toerist deelde ik een taxi naar onze verblijfplaatsen in de stad, aangezien de lokale bus niet meer reed en het delen van een taxi goedkoper was. Bij m’n guesthouse kreeg ik een dorm in een gebouw aan de overkant van de straat aangewezen, waarna ik eerst op zoek gegaan ben naar een plek om te eten. Ondanks dat ik wel iets te eten had meegenomen in de trein, had ik nog geen fatsoenlijke maaltijd op. Ik liep door enkele straatjes en kwam uit bij een avondmarkt, waar op een plein verschillende eenvoudige eetkraampjes stonden met plastic tafels en stoelen. Ja, het was simpel, maar onder begeleiding van muziek van een cd-kraampje iets verderop kon ik toch genieten van een goedkope en lekkere maaltijd, inclusief een fris lycheedrankje. Meer van de stad wilde ik laat op de avond niet meer bekijken, aangezien ik morgen nog een hele dag zal hebben; overmorgen zal ik pas doorreizen naar Pulau Perhentian.
Tip van de dag: neem genoeg eten, drinken en ontspanning mee tijdens een reis in de jungletrein.
Opvallend feitje: de jungletrein laat erg vaak zijn luide toeter horen, waarschijnlijk om mensen en dieren te waarschuwen van zijn komst; zo vaak komt er op het spoor namelijk geen trein langs.
Dag 110: De nieuwe stad
Donderdag 28 juni 2012
Vandaag had ik weer eens totaal geen haast, aangezien er niet heel veel te beleven viel in Kota Bharu. Ik stond laat op en merkte dat ik op dat moment de enige persoon was in het hostel, aangezien de twee andere personen uit de dorm vroeg in de ochtend waren vertrokken. Op de plattegrond van de stad keek ik naar de lay-out en de diverse bezienswaardigheden. Het hostel lag redelijk in het centrum en de belangrijkste plekken van de stad lagen allemaal op loopafstand. Ondanks dat het de grootste stad in de regio is, is het alsnog relatief klein. Ik liep naar buiten voor een lunch en een wandeling door de stad. Ik merkte dat het leven hier ook weer vele malen eenvoudiger was dan in Kuala Lumpur. De straten en huizen waren vergelijkbaar met die in Jerantut, alhoewel het hier drukker was en er meer winkels en restaurantjes waren. Op de straat waren marktkraampjes geplaatst, maar toen ik bij de centrale markt kwam, zag ik nog veel en veel meer kraampjes. In een groot gebouw van drie verdiepingen bevonden zich honderden stalletjes met bruine kruiden, verse groenten, dode vis, kale kippen, eenvoudige kleding en verschillende accessoires. Er was een centrale hal, waarbij je vanaf de tweede of derde verdieping een leuk uitzicht had op de groentekraampjes onder je. Wel was het een groot verdwaalhok en wist ik op een gegeven moment niet meer aan welke kant ik nou liep en waar ik naar binnen was gegaan. Buiten vond ik toch nog de weg terug en kon ik verder met m’n route. Ik liep richting Merdeka Square (het onafhankelijkheidsplein) en kwam onderweg langs diverse gebouwen. Zo liep ik langs een paleis dat je niet mocht betreden en liep ik onder een poort (Kota Sultan Ismail Petra) door. Het plein kon je niet betreden, aangezien er een hekwerk omheen stond en de toegangspoort was gesloten. Wel kon je er een monument en een vlaggenstok op zien staan. Naast het plein bevond zich een moskee met gouden koepeltjes op het dak, wat je wel vaker zag bij moskeeën hier. Ernaast bevond zich een klein oorlogsmuseum, welke de bezetting van de Japanners ten tijde van de Tweede Wereldoorlog liet zien. Aan de andere kant van het plein bevond zich een klokkentoren (Menjara Tinjau) langs de rivier. En heel veel meer was er eigenlijk niet te zien. Ik liep daarom terug naar het hostel om de rest van de middag m’n gemaakte foto’s in Taman Negara uit te zoeken.
Ik maakte hier kennis met een meid uit Ierland, die de vriendin bleek te zijn van een werknemer waarmee ik gisteravond al enige tijd heb zitten kletsen over duikplekken hier in Azië. Ik vertelde haar dat ik morgen naar Pulau Perhentian wilde gaan, waarna ze vertelde dat zij met haar vriend daar ook heen zouden gaan. Voor hen was het een weekendtrip, aangezien ze daarna weer terug moesten om te werken bij het guesthouse en op een lokale school. Eerder op de dag had ik al bekeken wat voor mij de mogelijkheden waren om naar Kuala Besut te gaan, de haven voor de boten naar de eilanden; er was een trage lokale bus die zo’n 7 ringgit kostte en er 2 uur over zou doen, of ik kon voor 50 ringgit een taxi nemen die de haven in een uur zou bereiken. Tot m’n vreugde werd me nu aangeboden om morgenochtend in hun auto mee te rijden naar Kuala Besut. Dat was nog eens makkelijk! In de avond ben ik ergens in de buurt gaan eten, waarna ik in de avond weer in het guesthouse zat om te kletsen met de twee, en om op m’n netbook te internetten. En daarnaast keek ik uiteraard heel erg uit naar een vijftal mooie dagen op de prachtige tropische eilanden van Pulau Perhentian én naar de onderwaterwereld rondom de eilanden! Dat zullen een paar heerlijk ontspannen dagen gaan worden!
Tip van de dag: breng voordat je naar Pulau Perhentian gaat een bezoekje aan een bank, aangezien er geen bankautomaten op de twee eilanden te vinden zijn.
Opvallend feitje: niemand lijkt het helemaal eens te zijn over de schrijfwijze van Kota Bahru, uh, Bharu.