Jerantut & Taman Negara
Dag 106: De poort naar het park
Zondag 24 juni 2012
Wat mij betreft ging de wekker vanochtend alweer veel te vroeg. Om 7 uur zou ik een pick-up hebben naar het busstation, maar de taxi stond verbazingwekkend genoeg 20 minuten van tevoren al voor me klaar. Het was nog rustig op de weg, waardoor we al iets over zevenen op het busstation arriveerden. Waarom de pick-up zo vroeg moest komen, begreep ik niet, aangezien m’n bus pas om 8 uur vertrok. Dat was dus een lange tijd wachten. Gelukkig kon ik onder een afdakje schuilen, aangezien het opnieuw begon te regenen, na een zware onweersbui in de nacht. Tijdens de busrit bleef het echter droog, alhoewel ik op zich niet heel veel naar buiten heb gekeken en tijdens de vier uur voornamelijk heb zitten suffen in m’n stoel. Op de momenten dat ik wel naar buiten keek, zag ik het authentieke Maleisië. Net zoals Bangkok en de rest van Thailand twee totaal verschillende werelden waren, zo waren Kuala Lumpur en de rest van Maleisië dat ook. In plaats van grote steden met moderne hoge gebouwen reden we langs kleine simpele dorpjes. Sommige huisjes waren van hout, alhoewel we ook genoeg stenen huisjes tegenkwamen, sommigen mooier dan de anderen. Het overgrote deel van de reis reden we echter door het platteland, of stukken jungle met vele bomen. Het was het typische binnenland van enkele eerder bezochte Aziatische landen, maar dan misschien nog wel iets begroeider.
Iets voor twaalven kwamen we aan bij de busterminal van het plaatsje Temerloh, waar ik een ticket kocht voor de bus naar Jerantut. De bus zou een paar minuten later al vertrekken, maar had een klein half uur vertraging. Er volgde een rit van ongeveer een uur, waarbij we door steeds dichter begroeide jungle reden. Het verschil met enkele andere Aziatische landen was de kwaliteit van de weg, die behoorlijk goed was. De infrastructuur in Maleisië lijkt erg goed te zijn, evenals de busroutes, die naar alle bekende plekken in het land lijken te gaan. Nadat we waren gearriveerd in Jerantut, merkte ik al snel dat er in dit plaatsje echt niets te beleven viel. Rond het busstation bevonden zich een paar kleine en redelijk verlaten straatjes, met slechts enkele winkeltjes, eetgelegenheden en huizen. Ik liep naar m’n hotel toe, niet ver van het station vandaan. Nadat ik m’n spullen had achtergelaten, maakte ik een klein rondje door het dorp, maar was ik al snel uitgekeken omdat er niets te zien was. Daarnaast was ik op zoek naar touroperators die trips naar Taman Negara aanboden. Hier bleken er niet echt veel van te zijn. De enige optie was de bij het hotel aangesloten reisorganisatie, welke tevens een grote speler leek te zijn. Later in de middag -hun lunchpauze duurde tot 16 uur- ging ik terug om te kijken wat de mogelijke opties waren en boekte daarbij trips en vervoer voor de komende drie dagen. Dit was echter korter dan ik van tevoren had gepland, waardoor ik daarna bezig ben geweest om m’n planning na Taman Negara aan te passen.
In de avond heb ik in één van de eettentjes in Jerantut gegeten, waarna ik snel terugliep naar het hotel, aangezien het onweer dreigde uit te barsten. In de verte rommelde het al behoorlijk en ook lichtflitsen waren overal zichtbaar. M’n avond verliep daarna redelijk rustig en niet al te laat ging ik naar bed om uit te rusten voor m’n eerste dag in het park.
Tip van de dag: het is wellicht het makkelijkste als je je trip door Taman Negara al plant en boekt vanuit Kuala Lumpur.
Opvallend feitje: ondanks het formaat van het dorp, heeft Jerantut wel sfeervolle verlichting in de avond.
Dag 107: Een reis naar het verleden
Maandag 25 juni 2012
Ik werd vanochtend om 8.30 uur bij het reisbureautje verwacht, aangezien er op dat moment een minibus zou vertrekken naar Kuala Tembeling. Met nog drie anderen aan boord vertrokken we iets later dan gepland, maar bereikten iets na negenen alsnog een gebouwtje met een pier aan het water. Dit was het beginpunt van een boottocht naar Kuala Tahan, aan de rand van Taman Negara. Dit park, dat volgens de Lonely Planet twee keer de grootte van Luxemburg heeft, is de oudste jungle ter wereld. Ondanks alles wat er in de afgelopen 130 miljoen jaar is gebeurd, heeft deze jungle zich altijd weten te overleven. Totdat de mens kwam, helaas, maar gelukkig is het park nu beschermd en zou de houtkap redelijk beperkt moeten blijven. We kregen onze toegangsbewijzen voor het park, alsmede een vergunning om foto’s te mogen maken. Met z’n vieren stapten we met onze bagage in een motorboot en begonnen we aan een tocht van iets minder dan drie uur, over een rivier die steeds dieper de jungle in ging, naar en door Taman Negara. We voeren over een brede rivier met vies bruin water en keken om ons heen naar de groene bomen en struiken. De jungle was behoorlijk dichtbegroeid, maar zo nu en dan zagen we toch een paar open plekjes waar vissers hun hutje hadden gebouwd. Lokale bevolking zagen we heel soms aan de oever staan. De enige andere tekenen van leven zagen we in de vorm van enkele mooie vogels, een paar buffels en een familie wilde varkens. Halverwege de tocht klaarde het meeste deel van de bewolking op en liet de zon zich zien. De boottocht was met name in het begin interessant, maar begon op een gegeven moment enigszins eentonig te worden.
De ‘kapitein’ wist ons veilig rond alle zandbanken en rotsen te leiden, zodat we rond lunchtijd 60 km verderop aankwamen in het dorpje Kuala Tahan. Van een echt dorpje was echter nauwelijks sprake; je kon meer spreken van diverse drijvende eilandjes langs de oever (de restaurantjes) en diverse houten hutjes op de helling aan de kade (de guesthouses en bungalows). Bij een drijvend restaurant met touroperator gingen we aan land, waarna ik op zoek ben gegaan naar een plaats om te slapen. Er was me verteld dat er genoeg slaapplekken beschikbaar zouden zijn, dus had ik niets van tevoren gereserveerd. Alle accommodatie zag er zeer eenvoudig uit, maar schommelde qua prijs toch tussen de 10 ringgit (2,50 euro) en een ruime veelvoud daarvan. Alles zat naast elkaar en ik besloot voor een bed in een dorm te kiezen uit de eerste prijscategorie. Voor die prijs krijg je niet veel, maar een bed met muskietennet in een kamer met drie andere bedden en een ventilator leek me meer dan voldoende. Vanzelfsprekend moet je ook niet teveel verwachten van de buiten gelegen toiletten en douches. Ik bleek de eerste gast te zijn sinds twee dagen en toen ik vervolgens eventjes door het ‘dorpje’ had gelopen om te kijken viel wat er te beleven viel, merkte ik dat er niet heel veel toeristen waren op het moment. Vanaf de heuvel had je wel een mooi uitzicht over een stuk van de jungle aan de overkant van de rivier, welke een vertakking had vlak naast het hoofdkwartier van het park. In een drijvend restaurant kwam ik al iets meer volk tegen en ik bestelde een lunch die verrassend genoeg niet al te prijzig was. Aangezien toeristen geen andere opties hebben dan bij deze restaurants te eten, had ik veel hogere prijzen verwacht, maar gelukkig werden we dus niet uitgebuit.
Ik had een tour geboekt voor in de avond (en een tweetal tours voor morgen), maar vond het nog veel te vroeg op de dag om helemaal niets meer te doen. Met een bootje ging ik naar de overkant van de rivier, waar bij het parkhoofdkwartier twee paden de jungle in gingen. Op een bordje zag ik enkele bestemmingen waar je naartoe kon, maar velen waren erg ver weg, tot over de 50 km. Twee plekken dichtbij zou ik morgen al aandoen, dus liep ik het pad op dat de andere kant opging. Er was hier een goed pad aangelegd door de jungle, waardoor ik weinig moeite had om een stukje te wandelen. Wel wat het ontzettend warm en benauwd, waardoor je al vrij snel volledig bezweet was en eigenlijk weinig zin had om heel ver te gaan. Ik liep tussen eeuwenoude bomen door, grote planten en kleine struikjes, terwijl ik op de achtergrond allerlei verschillende junglegeluiden hoorde. Vele insecten maakten geluid, maar soms dacht ik ook een aap te horen. Alhoewel er veel leven is in Taman Negara, is de kans dat je veel ziet, redelijk klein, aangezien de meeste beesten zich diep in de jungle schuilhouden. Wel kwam ik diverse vlinders tegen, net als enorme mieren en een grote hooiwagen. Op een enkele plek moest ik een smal bruggetje trotseren om een diep dal over te steken. Ergens langs de weg stond een oud generatorhuisje, met een stoppenkast en enkele generatoren die overgroeid waren door planten en spinnenwebben. Het deed me denken aan een scène uit Lost. Na een kleine kilometer bereikte ik opnieuw de rivier, waar lokale mensen aan het werk waren. Ik besloot om terug te keren, aangezien ik het warm had en vanavond opnieuw de jungle in zou gaan. Op de terugweg had ik het geluk vlakbij het hoofdkwartier een hertje te zien, evenals een klein aapje. Terug bij m’n chalet luierde ik heerlijk in de aanwezige hangmat en spotte ik in de boom nog twee eekhoorntjes.
In de avond heb ik bij een drijvend restaurant gegeten, waarna ik heb zitten wachten tot 20 uur. Ondertussen was de zon al ondergegaan en was het dus al donker. Bij het restaurant werd een film over het park afgespeeld op een televisie, waarbij werd verteld over de enorme jungle, de oude bomen, de unieke plantensoorten en de aanwezige dieren (waaronder zelfs tijgers en olifanten), alhoewel de kans extreem klein is dat je heel veel meer tegenkomt dan vogels, insecten en een paar aapjes. In het restaurant hadden zich meerdere mensen verzameld, want na de film zouden er twee excursies beginnen. Aan de ene kant kon je ervoor kiezen om met een 4WD door de jungle te rijden en met een grote lamp op zoek te gaan naar nachtdieren. Aan de andere kant kon je een wandeltocht maken met een zaklamp en zo het nachtleven in de jungle van dichtbij bekijken. Ik had voor de laatste gekozen. Halverwege de film begon het echter te flitsen en ik voelde de bui al hangen, welke een paar minuten later erg hard naar beneden viel. De gids wachtte het even af, maar toen het na een halfuur nog steeds regende, werd er besloten om de tour uit te stellen tot morgen; gelukkig heb ik die mogelijkheid nog, aangezien ik hier twee nachten zal blijven. Toen de meeste regen was opgehouden, liep ik met m’n zaklamp over de donkere paadjes terug naar m’n kamer. Ik was de enige persoon op de vierpersoonsdorm, dus ik had heerlijk alle ruimte en rust, en dat voor die extreem lage prijs! Ik hoopte dat het weer morgen mee zou zitten, aangezien er nu drie excursies op de planning staan!
Tip van de dag: als je niet van modder, mieren, muggen, koude douches, of andere primitieve omstandigheden houd, dan is het raadzaam niet naar Taman Negara te gaan.
Opvallend feitje: alcohol wordt hier nergens verkocht, aangezien Kuala Tahan een moslimdorp is.
Dag 108: De donkere jungle
Dinsdag 26 juni 2012
De nacht onder mijn muskietennet verliep over het algemeen prima, alhoewel het jammer was dat de bedden geen lakens en/of dekens hadden om over je heen te slaan. Gelukkig was het niet heel koud in de nacht. Na een koude douche en een simpel ontbijt met uitzicht over de rivier, liep ik naar het boekingskantoortje, waar nog enkele andere mensen aan het wachten waren op de tour van 9.30 uur. Een vriendelijke gids leidde ons, pakweg een man of 14, een boot in, waarna we een klein boottochtje maakten. Het weer zat ons mee; het was droog, slechts een beetje bewolkt en de temperatuur was op dat moment nog redelijk uit te houden. We zouden een excursie maken van zo’n 3 uur, waarbij we twee verschillende plekken zouden bezoeken. Nadat we enkele trappen en een heuvel met boomwortels als traptreden hadden beklommen, kwamen we al snel bij de eerste plek uit, waar nog vele andere toeristen zaten te wachten. Hier bevond zich namelijk de Canopy Walkway, met een lengte van 530 meter de langste brug tussen de boomtoppen ter wereld. Helaas stond ongeveer de helft onder renovatie, waardoor we maar de helft van de route konden afleggen. Dit vond ik in eerste instantie ietwat vreemd, omdat ik dacht dat je dan halverwege om zou moeten keren, totdat ik erachter kwam hoe de brug in elkaar zat. Het bleek namelijk niet één lange brug te zijn, maar een verzameling van bruggen tussen enkele hoge en dikke bomen. Tussen de bruggen, rond elke boom, was een platform gebouwd, waarop je kon wisselen van brug. De bruggen waren van prima kwaliteit, met stevige touwen aan weerszijden waardoor het bijna onmogelijk was om te vallen. Dit was misschien maar goed ook, want de bruggen waren soms hoog in de bomen geplaatst. Vanaf elke brug had je een mooi uitzicht over de jungle, met alle groene hoge bomen en de bruine rivier. In eerste instantie deed het me enigszins denken aan de Gibbon Experience in Laos, maar deze was met z’n (hogere) ziplines en langere afstanden toch net wat spectaculairder. Nadat we allemaal schommelend de bruggen waren overgestoken, begon het tweede deel van de excursie, waarbij we naar een uitkijkpunt zouden trekken. Het was een klim van pakweg een uur, soms over trappen, maar vaker over een zanderig en modderig junglepad, welke af en toe steil omhoog ging. Daarbij moesten we zo nu en dan op en tussen de wortels van bomen stappen en ons vasthouden aan touwen voor meer zekerheid en balans. De klim zelf was niet extreem zwaar en vermoeiend, maar wat de tocht veel vervelender maakte was het klimaat. Het was ondertussen een stuk warmer en vochtiger geworden, waardoor het zweet continu van ons af gutste en we na een kilometer bijna doordrenkt van het zweet aankwamen bij het eerste uitkijkpunt. Ontzettend spectaculair was het niet, mede vanwege mist in de verte, maar desondanks hadden we een goed uitzicht over de bergen in de verte, alsmede de jungle die daarvoor lag. Het tweede uitkijkpunt 400 meter verderop was makkelijker te bereiken en het uitzicht was iets beter vanwege meerdere bergen aan de horizon. Na een korte rustpauze keerden we weer om, waarna de terugweg iets makkelijker verliep, alhoewel we hier en daar wel moesten oppassen om niet uit te glijden. Eenmaal terug bij de boot voeren we weer terug naar Kuala Tahan, waar ik, samen met een Nederlander die ik tijdens de tocht had ontmoet, een lunch nam, alvorens onder de douche het zweet van me af te spoelen. Dat was heerlijk verfrissend!
Ik had enige tijd om te relaxen en ging iets voor drieën weer terug naar het reisbureautje voor een volgende tour. Bijna iedereen van de ochtendexcursie was teruggekomen om een bezoek te brengen aan de Orang Asli, Maleisisch voor ‘oorspronkelijke mensen’. Oftewel, iedereen was gekomen om een lokale stam te bezoeken die hier in Taman Negara leefde. Met de boot gingen we een stukje de rivier op, waarna we aan een klein strandje aanlegden. Hier bevond zich één klein dorpje van de Batek-stam, voor zover er van een dorp te spreken was. Aan de oever waren een paar hele simpele houten hutjes gebouwd, net zo eenvoudig als sommigen op het platteland in de Filipijnen. Een dozijn vrouwen en kinderen hingen in en rond de hutjes en slechts enkele mannen waren aanwezig, aangezien deze buiten het dorp bezig waren met van alles en nog wat. We namen plaats op een bank, waarna onze gids een zeer uitgebreid verhaal begon te vertellen over de levensstijl van de mensen. Over hoe de doden hoog in de bomen ver weg in de jungle werden begraven, of hoe men er vanwege de komst van de toeristen een iets luxere levensstijl op naleefden. Veel luxer was het overigens niet, maar men was nu in ieder geval niet totaal afhankelijk van de jacht in de jungle, aangezien ze ook gewoon eten in de supermarkt konden kopen. Daarnaast waren wapens gemaakt van botten nu vervangen door modernere speren. We kregen te zien hoe men op een traditionele wijze vuur maakte, waarna ons een demonstratie werd gegeven over de lokale blaaspijp, welke gebruikt werd om giftige pijltjes naar dieren te blazen tijdens de jacht. Vervolgens mochten we allemaal zelf ook een keertje proberen om een pijl naar een doel te blazen, maar bijna iedereen richtte te laag. We kregen nog even de gelegenheid om foto’s te maken van de hutjes en de mensen, die rondlummelden, aan het koken waren, of de was deden. Al met al was het apart om te zien en was ik blij dat het niet zo’n toeristische attractie was als ik waarvoor ik had gevreesd. Terwijl sommigen anderen vervolgens een boot instapten om zich op het water helemaal nat te laten spetteren tijdens een andere ‘tour’, stapte ik in een boot die terugging naar Kuala Tahan om opnieuw te relaxen.
Na een avondmaaltijd was het tijd voor een herkansing op de avondwandeling door de jungle. Vandaag was het gelukkig droog, waardoor de wandeling doorgang kon vinden. Met een groepje mensen gingen we met de boot naar het hoofdkwartier aan de overkant, waarna we aan een wandeling van een klein uurtje begonnen. Bij het resort hier hadden we meteen ontzettend veel geluk, aangezien er een grote Maleisische tapir voor ons opdook. Het beest had een wit lichaam, een zwarte kop en zwarte poten en had het formaat van een kleine pony. Het deed me ook wel iets denken aan de ontmoeting met een nijlpaard in een kamp in Afrika vorig jaar. De tapir had een langgerekte kop en was blaadjes aan het eten. Iets later werd dit vrouwtje vergezeld door een mannetje, dat vanaf het pad aan kwam lopen. Toen we eenmaal met onze zaklampen op het junglepad liepen, waren we geen getuige meer van grote dieren -dit hadden we ook zeker niet verwacht-, maar wel nog van een aardige hoeveelheid insecten. We zagen enorme mieren, maar ook een grote bidsprinkhaan en een andere sprinkhaan, een wandelende tak, een rode harige rups en een paar grote giftige spinnen. Rustig zaten al deze insecten op takken of bladeren, soms heel geniepig verstopt. Om ons heen hoorden we de luide geluiden van de jungle; overal om ons heen hoorden we het gezang van insecten, veel meer dan overdag. Toen we op een gegeven moment een uitkijktoren bereikten (een zogenaamde ‘bumbun’), keken we uit over een veldje, waarop in de verte twee hertjes stonden. Het licht van een sterkte zaklamp reflecteerde in hun ogen, maar het deerde hen niets, aangezien ze het gewend waren elke avond. We keerden terug en verbaasden ons over de grootte van het resort, met meer dan 100 chalets. Bij de ingang kwamen we geheel toevallig hetzelfde hertje tegen dat ik gisteren hier al had zien lopen; volgens de gids kwam hij hier elke dag en was hij vertrouwd geraakt aan mensen omdat hij zijn moeder was verloren. Toen we terugvoeren naar de overkant van de rivier keken we terug op een mooie avond. En terwijl ik terugliep naar m’n eigen chalet, keek ik terug op twee mooie dagen in Taman Negara. Morgen zal ik nog iets meer gaan zien van het park, maar dat zal vanuit de trein zijn die me op weg brengt richting Kota Bharu, helemaal in het noordoosten van het land.
Tip van de dag: neem goede wandelschoenen mee voor tijdens wandelingen en wees tijdens boottripjes niet bang om enigszins nat te worden.
Opvallend feitje: niet alle Maleisiërs zijn erg goed in rekenen. Daarom biedt een rekenmachine vaak uitkomst bij het optellen van bedragen in een restaurant. Maar soms kunnen Maleisiërs ook niet goed overweg met een rekenmachine, waardoor je, als je geluk hebt, meer wisselgeld terugkrijgt dan zou moeten.