Sokcho
Dag 75: Naar de Koreaanse oostkust
Donderdag 24 mei 2012
De rit die ik vandaag heb afgelegd, duurde maar tweeënhalf uur, waardoor ik vanochtend gelukkig niet heel vroeg hoefde op te staan. Ik pakte m’n spullen, liet de papieren lotusbloem aan m’n bed hangen en zei gedag van Jerry en Justin. Overmorgen zal ik ze echter alweer terugzien. Ik kreeg een blikje Mountain Dew mee voor tijdens de busrit en ging met de metro op weg naar de busterminal. Ditmaal kwamen er personen langs die verkoelende mouwtjes aanboden, evenals handschoenen. Helaas moest ik op de terminal een uur wachten tot 12.59 uur, het moment waarop m’n bus, voor de helft gevuld met soldaten, vertrok naar Sokcho. Dit is een noordelijk gelegen plaatsje helemaal aan de oostkust. Sokcho zelf is voor toeristen niet heel erg boeiend, maar het ernaast gelegen Seoraksan National Park wel, waarvan ik de vele hoge bergtoppen vanuit de bus al kon zien. Het was een behoorlijk grauwe dag, wat m’n oriëntatie bij aankomst enigszins in de war schopte. Normaalgesproken kijk ik naar de zon en de schaduwen om (in dit geval) het oosten te vinden, maar dat ging nu niet helemaal op. Nadat ik dus eerst eventjes verkeerd was gelopen, kwam ik toch niet heel veel later aan bij m’n hostel. Ik werd erg vriendelijk door de eigenaar ontvangen, waarna hij op m’n plattegrond vrij uitgebreid alle interessante locaties in de stad aanwees, alle mogelijke bussen noteerde naar het park en alle routes die daar te bewandelen zijn. Vervolgens verbaasde ik me over de enorme luxe van de eenpersoonskamer die ik hier had. Voor zo’n 15 euro per nacht, dezelfde prijs die ik bij de overige verblijfplaatsen heb betaald, kreeg ik een kamer met een luxe bed, tv, koelkast, föhn, modem, bureau, kruk, een noodpakket en een badkamer met een bad!
Morgen zal ik naar het nationale park gaan, maar vandaag had ik nog net wat tijd over om Sokcho te bekijken. Sokcho is een havenstadje en na een minuutje lopen bevond ik me al aan de haven, waarin vele vissersboten lagen. Op de kade lagen netten, maar verrassend genoeg ook een heleboel dode zeesterren. Sommigen zagen er nog vrij ‘vers’ uit, terwijl anderen al langer vertrapt leken te zijn. Ik vroeg me af hoe deze hier waren gekomen, want het water stond behoorlijk laag. Ik liep verder langs de haven, kwam langs de ferryterminal met schepen naar China en Rusland en een paar straatjes met veel viszaakjes. Geen zaakjes waar je verse haring of gebakken kibbeling kon kopen, maar zaakjes met veel aquaria voor de deur waar allerlei soorten vissen in zwommen. Ook waren er bakken die volgepropt zaten met oranje krabben. Ze krioelden over elkaar heen, klapperden met hun scharen en keken me met hun zwarte oogjes diep aan; ze zagen hun einde naderen. Maar niet vanwege mij, want ik liep verder naar een paviljoen dat op een grote rots aan het water was gebouwd. Ik had hier een uitzicht over de haven, de zee en een stukje van de stad. Op de rotsen langs het water zaten vissers ontspannen op een stoeltje; hun hengel hing in het water en ze wachtten op een bijtgrage vis. Een veel mooier uitzicht had ik iets verderop na het beklimmen van een aardige hoeveelheid trappen. Op een veel grotere rots was een vuurtoren gebouwd en het was mogelijk om deze binnen te gaan. Onderin werd op borden en foto’s het een en ander uitgelegd over de haven van Sokcho, terwijl je boven de gehele omgeving kon zien. Nu kon ik naast de bergen van Seoraksan ook aan beide zijden van me een strand zien. Het weer was helaas niet goed genoeg om op het strand te gaan liggen en ook het zicht op de bergen had beter mogen zijn. Hopelijk wordt het morgen een onbewolkte dag.
Ik ging terug richting het hostel en liep deze voorbij om het centrum van Sokcho te kunnen bekijken. Langs een ietwat drukkere weg bevonden zich diverse winkels, restaurants, beautysalons en een bronzen stier die erg veel weg had van die uit New York. Ietsje verderop had je een koffiezaak waarbij het me opviel dat ze hier ‘Dutch Coffe Americano’ verkochten; geen idee wat dat was. De hoeveelheid outdoorwinkels was opvallend, maar niet heel vreemd vanwege het nationale park. Na een tijdje lopen nam ik een avondmaaltijd in een restaurantje, waarna ik terugkeerde naar het hostel. Ik maakte er een rustige avond van, aangezien het morgen ongetwijfeld een lange en vermoeiende dag gaat worden.
Tip van de dag: mis je Goede Tijden Slechte Tijden op vakantie in Zuid-Korea? Geen probleem. Zet gewoon de tv aan en er komen genoeg Koreaanse dramatische soaps voorbij.
Opvallend feitje: in de Koreaanse steden zie je een opvallende hoeveelheid kapperszaken met één of twee rood/wit/blauwe ronddraaiende palen aan de buitenmuur. Als je hierover op internet leest, kom je er echter achter dat hier meer schijnt plaats te vinden dan een simpele knipbeurt.
Dag 76: De hoge rots
Vrijdag 25 mei 2012
Vandaag was een uitermate sportieve en daarmee ook vermoeiende dag. Sokcho staat bekend om Seoraksan National Park, het mooiste nationale park van Zuid-Korea. Ik was hier uiteraard om dit park te bezoeken. Na m’n ontbijt ben ik met een bus naar de ingang van het park gegaan. Lopen zou te ver zijn; zelfs de bus deed er nog een half uur over. Op het parkeerterrein stonden aardig wat auto’s en ook enkele tourbussen, dus ik hield m’n hart vast voor de drukte. Gelukkig bleek dat best mee te vallen, mede vanwege het formaat van het park en de verschillende routes die je hier kunt afleggen. Het park bestaat uit een boomrijke omgeving met vele bergen met spectaculaire rotsige toppen. Het is mogelijk om de hoogste top lopend te bereiken, maar dat zou een zware onderneming zijn van zo’n 11 uur. Met enkele bijzondere eenvoudigere alternatieven was dit niet eens nodig. Voor mensen die niet zo van wandelen houden en hoogtevrees hebben heeft het park relatief dicht bij de ingang twee makkelijk te bereiken watervallen. Daarnaast was het mogelijk om met een kabelbaan naar boven te gaan en daar te genieten van het uitzicht en/of door te lopen naar een grot. Ten slotte had je een klim naar Ulsanbawi Rock, een rotsformatie op 870 meter (dat is stukken hoger dan de top met de kabelbaan), met daarvandaan een uitzicht over de omgeving, waaronder enkele hogere toppen die het boegbeeld vormen van het park. Ondanks de zwaarte was het de meest populaire route onder de wandelaars. Na mijn ervaringen op de Kilimanjaro was ik ervan overtuigd dat ik deze top zou moeten kunnen halen, dus begon ik rond 11.30 uur aan mijn tocht.
De tocht was slechts een kleine 4 kilometer en was onder te verdelen in drie delen in oplopende moeilijkheid. Pakweg de eerste 2 kilometer ging het pad zeer geleidelijk aan omhoog. Door een bosrijke omgeving, waardoor ik grotendeels beschut liep voor de felle zon, liep ik over zand- en steenpaden langs rotsige rivierbeddingen waar zo goed als al het water was opgedroogd. Hier en daar had je bruggetjes over de droge rivier heen, of er juist langs. Daarnaast passeerde ik een groot Boeddhabeeld en een tempel. Ik kwam bij een restaurantje met vele stoeltjes en banken buiten en bibimbap -de Koreaanse maaltijd met rijst en groente die je door elkaar moet mixen, welke ik tijdens de parade afgelopen zaterdag had gegeten- en door water gekoelde drankjes in de verkoop. Het volgende deel van de route liep over een pad van zo’n 1,5 kilometer. Ondanks dat ik nog steeds door het bos liep, liep je steeds meer over stenen heen en werd het daarnaast ook ietsje steiler. Op veel plekken waren touwen langs het pad bevestigd waaraan je je kon vasthouden, of was het stenen pad vervangen door een lange trap omdat de rotsige ondergrond niet te bewandelen was. In één van de grote rotswanden was een tempeltje gebouwd en vlak hiernaast stond een grote ronde rots waar grote tekens in stonden gegraveerd. Zo nu en dan zag ik eekhoorntjes achter elkaar aan rennen of vlindertjes vliegen. Tegenliggers kwam ik ook regelmatig tegen en hun vermoeide gezichten spraken boekdelen. Bij mij was de vermoeidheid ook al behoorlijk toegeslagen en het was jammer dat uitgerekend op dat moment het zwaarste deel van de tocht begon. Ik had nog maar 400 meter te gaan toen de enorme Ulsanbawi Rock voor me opdoemde. De kale en steile wanden waren door de zon mooi gekleurd. Het betekende echter wel een behoorlijk steile klim. Klimbenodigdheden waren niet nodig, want er was een volledige trap gebouwd naar de top. Het was een lange en erg steile trap met meer dan 800 treden. Stapje voor stapje kwam ik moeizaam vooruit; het was een erg zware beklimming, maar de gedachte dat ik de Kilimanjaro ook heb kunnen trotseren, deed me toch doorzetten. Het laatste stuk was er niet altijd een trap, maar moest je ook vaak over en tussen rotsen heen klauteren. De beloning die op de top volgde was de zware klim van een kleine 2,5 uur meer dan waard. Vanwege het zonnige en relatief onbewolkte weer had ik een geweldig uitzicht over de omgeving, alhoewel er in de verte meer wolken hingen en het daar wat waziger werd. Om me heen bevonden zich nog meer toppen, terwijl er ook erg diepe valleien met bebouwing te zien waren. Redelijk dichtbij was een lange bergketen te zien; een strook van kale rotsen die leidden naar de hoogste top in het park. Dit zag er erg bijzonder uit! Een klein kraampje op deze kleine top verkocht helaas geen verkoelende drankjes, maar slechts een paar eenvoudige souvenirs.
Ik begon aan m’n afdaling naar de plek waar ik was begonnen. Uiteraard was het makkelijker dan de beklimming, maar op sommige punten was het toch nog even doorbijten. Met vrolijke muziek op de achtergrond was m’n wandeling in ieder geval een stuk aangenamer. Bijna beneden bezocht ik kort de Sinheugsa-tempel die ik op de heenweg had overgeslagen. Zo’n 1,5 uur na mijn vertrek van de top kwam ik terug bij de ingang van het park. Terwijl ik iets te eten nam, besloot ik om de rest van het park te laten voor wat het was. M’n voeten hadden wel genoeg gelopen en ik had niet de indruk dat de kabelbaan me naar een plek zou brengen waar ik veel nieuws zou zien. Daarnaast werd het opeens een stuk frisser, waardoor ik geen zin had om nog lang buiten te blijven lopen. Vlak voordat ik het park verliet, werd ik aangesproken door een Chinese meid die hier in Sokcho op de universiteit studeert. Ze had de opdracht om met Engelssprekende toeristen te praten om haar Engels te oefenen. Lezen en schrijven kon ze wel, maar ze had niet vaak de gelegenheid om de taal te spreken. Alhoewel haar niveau niet bepaald hoog was, ze zo nu en dan naar woorden moest zoeken en ik mijn zinnen af en toe iets eenvoudiger moest formuleren, deed ze haar uiterste best. Een behoorlijke tijd hebben we staan kletsen, waarna ik de bus terug nam naar het centrum van Sokcho. Ik nam een eenvoudige maaltijd en liep terug naar het hostel om m’n voeten heerlijk te laten rusten. Het was een vermoeiende dag geweest, maar het was allemaal wel de moeite waard. Ik heb dus geen spijt van mijn uitstapje naar Sokcho. Morgenochtend zal ik terugkeren naar Seoul, waar ik nog drie dagen zal verblijven alvorens Zuid-Korea alweer te verlaten! De tijd gaat snel!
Tip van de dag: doe niet zo dom als sommige Koreanen en laat de kinderwagen thuis als je naar Seoraksan National Park gaat.
Opvallend feitje: net zoals in China en Japan staan er in de poort van de meeste Boeddhistische tempels vier figuren; dit zijn de hemelse koningen en dienen als beschermers van het boeddhisme.