Mulu
Dag 130: Op insectenjacht
Woensdag 18 juli 2012
Vandaag ben ik verdergegaan naar Mulu National Park, naar men zeggen het mooiste park van Borneo, met een enorme diversiteit aan flora, fauna, bezienswaardigheden en activiteiten. Het park ligt in het noordoosten van Sarawak en is totaal afgezonderd van de buitenwereld. Er leiden geen wegen naartoe, maar wel is er een rivier, zodat je er eventueel met een boot zou kunnen komen. Dit zou echter een hele dag in beslag nemen, is vanwege waterstanden niet altijd mogelijk en zou erg prijzig zijn. Het enige andere alternatief is daarom het vliegtuig, aangezien er een klein vliegveldje is gebouwd bij dit erg populaire park. Om 8 uur werd ik door een Chinese vriendin van de gastvrouw opgehaald met een auto, waarna ik op het vliegveld werd afgezet. Inchecken ging weer razendsnel, waardoor ik iets meer dan een halfuur in de wachtruimte heb zitten wachten, mede omdat de vlucht enige vertraging had. Aan alle kanten om me heen hoorde ik een bekend taaltje. Er was een volledige Nederlandse familie, nog een familie met aanhang, een enkele Nederlander en twee Vlamingen; wellicht waren er wel meer. Iets na negenen konden we aan boord van een klein vliegtuigje van MASWings, met slechts 18 rijen van 4 stoelen. Naast me bevond zich een propeller, welke hard begon te draaien toen we vertrokken. De vlucht stelde niet echt veel voor, aangezien we binnen een halfuur alweer op de grond waren. Onderweg hadden we zo nu en dan wel een mooi uitzicht op de donkergroene en dichtbegroeide jungle. Hier leek de houtkap gelukkig minder actief te zijn. Op het vliegveld van Mulu, waar slechts viermaal per dag vliegverkeer is, simpelweg naar de ontzettend eenvoudige aankomsthal lopen. Hiervandaan zagen we hoe het personeel handmatig de koffers uit het vliegtuig haalden, op een kar gooiden en naar de hal reden, waarna ze alles weer één voor één op een kleine niet-geautomatiseerde rolband legden. Het voelde allemaal een beetje nutteloos, aangezien we net zo goed zelf 40 meter verderop bij het vliegtuig onze bagage hadden kunnen pakken. Met een taxi, jeep of bus kon je vervolgens naar het resort worden gebracht, of het hoofdkwartier als je zou verblijven in een bungalow of het hostel. Ook dit voelde nutteloos, aangezien we slechts 2 minuten in de bus zaten. Wat zeker niet nutteloos was, was het vooraf boeken van zowel accommodatie, als tours. Er is maar heel weinig accommodatie beschikbaar (voor pakweg 100 personen) en ontzettend veel gidsen zijn er niet; daarnaast worden tourgroepen bewust klein gehouden. Ik had alles van tevoren al geboekt, dus voor mij was er bij het hoofdkwartier geen probleem. Een Amerikaan die ik in het busje had ontmoet, had het iets lastiger, aangezien hij nog geen tours had geboekt en nu afhankelijk was van de beschikbare open plekjes, waarvan er maar zeer weinig waren. En hopen op een annulering was natuurlijk ook mogelijk, maar die kans was natuurlijk klein.
Ik blijf hier in totaal drie nachten, waardoor ik twee volle dagen en twee halve dagen heb, wat genoeg is om een groot deel te zien. Wat ik ga doen, zal in m’n verhaal vanzelf blijken, maar dit zijn de dingen die ik in ieder geval niet ga doen: Mulu staat bekend om z’n vele grotten en door enkele daarvan kun je klimmen en klauteren onder het mom van een ‘adventure cave tour’. Dit zijn echter riskante trips waarvoor je wel enige ervaring zou moeten hebben met speleologie, waardoor ik deze aan me voorbij liet gaan. Voor de zeer ervaren klimmers was het mogelijk om een hele dag in een zekere grot door te brengen, waarbij je uit zou komen in de Sarawak Chamber, de grootste grot ter wereld -alhoewel een recent ontdekte grot in Vietnam nu eigenlijk die eer schijnt te hebben-, met afmetingen van 700x400x70 meter, waar zelfs een sterke zaklamp geen schijn van kans maakt. Daarnaast had je trips om één van de twee hoge bergen hier te beklimmen, maar deze zijn erg lastig en niet heel populair. Populairder, maar behoorlijk pittig, is een driedaagse trekking door de bergen naar de ‘Pinnacles’, een landschap dat vol staat met uitstekende rotsen van karst. Op afbeeldingen zag dit er erg indrukwekkend uit, maar wel erg vergelijkbaar met het Stone Forest wat ik in China al had gezien. Ik besloot daarom niet de moeite te nemen om de Pinnacles te bereiken. Een Nederlander -uiteraard- die ik in het hostel ontmoette, was er net van teruggekomen en ondanks dat het een bijzondere trip was, was het wel heel erg zwaar en glad vanwege de vele regen.
Het hostel zag er tot m’n verbazing erg goed uit, met twee grote kamers met vele normale bedden. De (voor zover ik kon zien) warme douches en toiletten waren opvallend netjes en ook het gebied rond het hoofdkwartier, met houten wandelpaden en verschillende bungalows, zag er verzorgd uit. Het is duidelijk dat een UNESCO-stempel veel invloed heeft op een bepaalde locatie. Met de Nederlandse Frits die ik in het hostel ontmoette en de Amerikaan ben ik in het enige aanwezige restaurant gaan lunchen. De prijzen lagen, zoals je kon verwachten vanwege het monopolie en de afgelegen locatie, beduidend hoger dan in de stad, maar waren voor Nederlandse begrippen uiteraard nog steeds goedkoop. Na de lunch zei ik de twee gedag, want ik had een vrije middag waarop ik zelf een stuk van het park wilde verkennen.
Op een afstand van zo’n twee kilometer bevond zich de Paku-waterval, wat een mooie wandeling zou zijn over zowel de goed onderhouden houten wandelpaden als een junglepad. Het houten pad liep door de dichte jungle en hier en daar over een watertje. Aan één zijde bevond zich een houten reling. Alhoewel de afstand naar de waterval slechts zo’n 2,5 km zou zijn, zou de wandeling pakweg drie kwartier duren, maar omdat ik heel erg op m’n gemakje liep, heb ik er zo’n beetje het dubbele over gedaan. De reden hiervoor was het vele leven op de reling en om me heen in de lucht en in de jungle. Grote dieren ben ik uiteraard niet tegengekomen, maar wel kwam ik om de paar meter weer insecten tegen. De jungle van Mulu NP herbergt bijna 30.000 verschillende soorten insecten, waardoor ik keer op keer weer nieuwe soorten insecten op m’n pad tegenkwam. De rode duizendpoten en de hammerhead worms maakten hier opnieuw hun opwachting, maar het waren de andere kleine kruipers en vliegers die me ditmaal wisten te verrassen. Zo vond ik enkele mooie libellen en een soort groene kever met oranje vakjes aan de zijkanten, maar ook iets heel kleins dat wit was en nog een klein ding dat bruin was en op een vliegje leek. Rode keverachtige insecten zag ik ook, net als een grote zwarte duizendpoot met oranje strepen die eerder de vorm had van een uit de kluiten gewassen pissebed, welke zich als een balletje oprolde toen ik m’n camera dichterbij hield. Maar er waren ook sprinkhanen, grote mieren en slakken. Hier en daar zag ik ook enkele kleine hele schuwe salamandertjes wegschieten in de bosjes. Verder kwam ik gekleurde paddenstoeltjes tegen, een gele penisplant en nog enkele aparte planten waarvan ik, net als met alle insecten, geen idee had wat de namen waren. Meer insecten waren er in de vorm van een oranje kever, het schelpachtig beestje dat ik in Niah ook zag, (harige) larven en spinnetjes met acht ogen, welke ik allemaal behoorlijk gedetailleerd van dichtbij op de foto heb kunnen zetten. Een ander superklein insectje droeg een soort omgekeerd ijshoorntje op z’n rug, gecamoufleerd met stukjes blad en boomschors (althans, zo leek het). Het was grappig om hem zachtjes om te blazen, waarna het insectje eventjes uit z’n schulp kroop en z’n huisje weer rechtop zette. De Paku-waterval zelf bestond uit drie watervalletjes waar niet al te veel water doorheen liep. Je had hier de mogelijkheid om te zwemmen, maar dat deed ik niet. Nat werd ik even later toch, want het begon te regenen. Hier in Mulu kan het weer plots omslaan en dat gebeurde nu dan ook, alhoewel de regen op zich meeviel. Toch was ik blij dat ik m’n poncho had meegenomen.
Ik liep terug naar het cafetaria en nam daar een avondmaaltijd, waarna ik me samen met enkele andere toeristen verzamelde bij het hoofdkwartier. Om 19 uur, toen het al donker was, zouden we namelijk de Night Shift hebben, een junglewandeling door het donker. ‘s Avonds gaat het leven in de jungle namelijk gewoon door. Sterker nog, vele insecten en dieren die je overdag niet ziet, komen ‘s avonds juist tot leven. We stonden allemaal klaar met onze hoofdlampjes, maar ook met onze poncho’s, want het regende nog steeds. We maakten kennis met gids Seria, die de wandeling deze avond niet zo zag zitten. De regen was nou niet echt fijn en daardoor zouden alle insecten zich niet vertonen. We drongen toch aan om de tocht door te zetten. Door de lichte regen liepen we een stuk over het houten pad, waarbij we al vrij snel een dier zagen dat de regen juist leuk vindt: een kikker. De vrouwtjeskikker zat vlak naast het pad, wat ons goed de gelegenheid gaf om een foto te maken. Iets verderop zagen we nog twee mannelijke kikkers, die hun keel elke keer weer groot opbliezen om luid te kwaken. Op vele plekken om ons heen hoorden we kikkers kwaken. De wandeling duurde uiteindelijk maar tien minuten, aangezien het harder begon te regenen en Seria de tocht afblies. We zouden zelf verder kunnen lopen over het pad, maar zij zou terug gaan, waarbij ze ons vertelde dat we morgen ons geld konden terugkrijgen. Het was jammer. Met ons groepje liepen we toch nog een klein stukje verder, maar keerden al vrij snel ook om.
Tijdens de wandeling leerde ik de Canadese Teann kennen en toen het iets later nog maar erg lichtjes regende, zijn we het park uitgewandeld, aangezien we nieuwsgierig waren wat er nog meer te vinden was in de omgeving. Er liep maar één weg naar het park, waarlangs we een bar zagen liggen, een ander hostel en iets verderop een guesthouse. Verder was de weg behoorlijk verlaten en hartstikke donker, wat ons wel de gelegenheid gaf om in de bomen enkele vuurvliegjes te zien vliegen, welke hoog bij de boomtoppen rondvlogen en knipperden. We liepen een stuk verder naar een T-splitsing, waarvan het ene deel van de weg naar het vliegveld liep en het andere door het donker naar het luxere Mulu Resort. Ondanks dat het nog wel een aardige wandeling zou zijn, waren we wel nieuwsgierig hoe het er daar uitzag. Onderweg kwamen we verrassend genoeg nog een guesthouse ‘in the middle of nowhere’ tegen, maar toen we een stukje verder een gebouw zagen met opvallend veel verlichting, kreeg een (waak)hond ons in de gaten. Het beest begon dreigend te blaffen en leek onze richting op te willen gaan. Gelukkig waren we nog ver genoeg, waardoor we snel konden omkeren en gelukkig zonder problemen terug konden lopen. We lieten het resort maar voor wat het was. In de bar kwam ik de Engelse Dan tegen, die ik in Miri had leren kennen. Met z’n drieën bleven we eigenlijk iets te lang rondhangen, waarna we uiteindelijk toch teruggingen naar onze eigen slaapplek; we bleken allemaal ergens anders te zitten. Een (weliswaar niet al te lang) nachtje rust was wel nodig, aangezien er morgen een drukke dag zit aan te komen!
Tip van de dag: ga in Borneo niet de deur uit zonder een poncho in je rugzak.
Opvallend feitje: gedurende je gehele verblijf in het park moet je een polsbandje dragen. Deze heeft een kleur die afhangt van je dag van aankomst, zodat opzichters eenvoudig kunnen zien of je vijfdaagse verblijfsticket nog geldig is.
Dag 131: Het Hof van Eden
Donderdag 19 juli 2012
Ondanks de grootte van de dorm gedroeg iedereen zich ‘s nachts en ‘s ochtends gelukkig behoorlijk rustig, waardoor ik prima heb kunnen slapen. Zoals ik al vreesde, wist de douche geen warm water te produceren, waardoor het alsnog wakker worden werd met een koude douche. Gisteren had ik drie ontbijtbonnen gekregen, welke waren inbegrepen in het verblijf. Toen ik op de kassabon keek, bleek dit eigenlijk op een hele geniepige manier te zijn gedaan. Ik moest RM41 per nacht betalen, maar eigenlijk was het maar RM25, aangezien er een aparte RM16 werd gevraagd voor het ontbijt. En dat was best prijzig voor slechts twee pannenkoekjes met een beetje fruit (de ‘Mulu Special’), of een westers ontbijtje met twee stukjes toast, een eitje, een worstje en bonen. Ik had me van tevoren ingeschreven voor de exclusieve ‘Garden of Eden Valley and River Walk’, waarbij er verschillende speciale onderdelen op het programma stonden. De tour was exclusief, omdat er elke dag maar één groepje zou gaan. Om 9.30 uur ontmoette ik bij het HQ opnieuw gids Seria en de overige groepsleden, een stel uit Amerika en een Nederlands stel dat ik vlak daarvoor in de dorm al had leren kennen. Alhoewel het enigszins bewolkt was, was het op dit moment prima weer voor een junglewandeling. Over de houten planken liepen we een afstand van zo’n 3 kilometer. Alhoewel we onze ogen wel open hadden voor bijzondere beesten, was dit niet ons focuspunt. We hadden het geluk een dwergeekhoorntje te zien, maar zagen in een ondiep riviertje helaas geen otters. Tegen het einde van het pad verbaasden we ons erover dat enkele bruggetjes in de verf stonden; het onderhoud was hier echt goed geregeld. Hoe verder we kwamen, hoe groter de bergen van karst voor ons werden. Dit gebied staat bekend om deze hoge en grote rotsen, aangezien er van binnen talloze grotten te vinden zijn en kilometers aan gangen doorheen lopen. Veel hiervan is in kaart gebracht, maar Seria vertelde dat er nog steeds expedities werden verricht om meer afgelegen openingen te bereiken. Het was te merken dat Seria passie had voor haar werk. Ze wist ontzettend veel over insecten, en met name mieren, maar ondernam ook vaak expedities naar nieuwe grottenstelsels. Enkele ruimtes waren zelfs naar haar vernoemd. Soms reisde ze zelfs de wereld over om elders door de grotten te klimmen. Enthousiast vertelde ze hoe ze enkele jaren geleden David Attenborough had ontmoet en de cameraploeg voor BBC’s documentaire Earth had geïnstrueerd over het filmen van de grotten en de aanwezige vleermuizen.
Ondanks de grijze bewolking kwamen we droog aan bij de Deer Cave, de meest bijzondere grot van Mulu. Deze enorme grot heeft een doorgang van zo’n 2 km, waardoor het zich de langste in de wereld mag noemen. De grot is niet alleen lang, maar ook behoorlijk hoog en breed. Toen we de monsterlijk grote ingang betraden, werden we overdonderd door het formaat. Het was hier niet extreem veel groter dan in Niah, maar liep wel een stuk verder door. Er was een pad aangelegd waar we overheen konden lopen. Op de grond om ons heen lag veel vleermuizenpoep, aangezien de grot zo’n 3 miljoen vleermuizen herbergt. Grote zwarte vlekken op het plafond lieten zien dat de vleermuizen daar hingen te slapen; we hoorden ze piepen en soms vloog er eentje rond. Een iets betere blik op de uitwerpselen liet zien dat het een enorme hoeveelheid kleine insecten had aangetrokken. Vele pissebedden, kevers en andere beestjes kropen rond door de stront, aangezien het voor hen een heerlijke voedzame maaltijd was. We volgden het pad langs een klein stroompje helder water, waarin we een paar kleine katvissen wisten te spotten. Ze waren niet zo dol op onze lampen, waardoor ze zich (figuurlijk) uit de voeten maakten. Toen we achter ons keken, zagen we een andere hogere opening van de grot, waar het licht doorheen scheen. Zeer uniek was de vorm aan de zijkant van deze opening, aangezien deze exact leek op het silhouet van de Amerikaanse president Abraham Lincoln. De overige rotswanden waren niet extreem bijzonder, net als bij de Niah Caves. We liepen een stukje verder en Seria wist in het zand de sporen te spotten van een luipaard (‘clouded leopard’), alhoewel we het beest zelf uiteraard niet zagen.
Iets verderop hoorden en zagen we onder ons een ondiepe rivier door de grot stromen. Het pad liep hier bovenlangs verder (om vervolgens terug te keren), maar verrassend genoeg volgden we het pad niet. Tegen het einde van de rivier zagen we een hoger gelegen opening met een oase van groen; het licht scheen door de bomen naar binnen om de rivier te verlichten. Dit bleek de Garden of Eden te zijn en zou onze bestemming zijn. We weken af van het pad en klommen via enkele gladde rotsen naar beneden, naar het riviertje. Het was tijd voor iets meer spanning en avontuur, vieze handen en natte voeten. We stapten het water in, dat reikte tot onze enkels, en staken het stroompje over, uitkijkend om niet uit te glijden over de glibberige stenen. Aan de overkant konden we weer iets fijner verder lopen, totdat we opnieuw moesten oversteken omdat die kant dan weer eenvoudiger zou zijn. Vanaf hier was het echter ook enigszins klimmen geblazen. We moesten over en tussen rotsen klauteren en op sommige plekken balanceren om niet naar beneden te vallen. Sommige rotsen hadden mos, waardoor we tevens moesten oppassen om niet uit te glijden. Soms moesten we op handen en voeten gaan en op een enkel punt was er een touw om ons omhoog te helpen. Op enkele punten lag het vol met vleermuizenpoep, waar we doorheen moesten lopen en soms een enkele vinger in moesten planten om ons evenwicht te behouden. Gelukkig was het water nooit ver weg, zodat we handen en schoenen konden afspoelen. Aan het einde van deze avontuurlijke tocht bereikten we de Garden of Eden Pools, een paar plasjes water onder de uitgang van de grot naar de Garden of Eden. De tocht was trager verlopen dan we hadden gehoopt en dat kwam voornamelijk door de twee Amerikanen die hier waarschijnlijk niet op gerekend hadden. Keer op keer moesten wij Nederlanders en de gids op hen wachten. Het gevolg was dat Seria er sterk aan begon te twijfelen of we de achterliggende vallei wel in zouden moeten gaan. Het probleem zat hem namelijk in het tijdstip, de terugweg en de grijze wolken. Als het namelijk zou gaan regenen, zou de vallei snel volstromen met water. Aangezien de vallei volledig afgesloten is, zou al het water maar één kant op kunnen, en dat is door de Deer Cave. Binnen een mum van tijd zou het stroompje water veranderen in een kolkende rivier waardoor het gevaarlijk zou zijn om doorheen te gaan. Takken en boomstammen die we onderweg waren tegengekomen, lieten zien hoeveel de rivier mee had gesleurd. Seria was bang dat we vanwege de traagheid van de Amerikanen niet op tijd zouden kunnen terugkeren als het zou gaan regenen. Wij Nederlanders baalden, aangezien wij wel snel genoeg waren. We sloten uiteindelijk een compromis: we zouden omhoog klimmen naar de Garden of Eden, maar uit veiligheidsoverwegingen niet meer door de vallei wandelen.
Het Hof was zoals gehoopt een prachtige plek. Alhoewel een rode appel ontbrak, konden we hier tussen de hoge rotsen, het stromende water en de groene bomen wel genieten van een meegebrachte lunch van nasi goreng en kip. We konden een stukje door de rivier lopen om zodoende een kleine impressie te krijgen van de rest van de wandeling door de vallei. We zagen drie onderzoekers terugkomen van een expeditie naar bladeren. Nadat we enige tijd de gelegenheid hadden gekregen om te zwemmen -het was nog steeds droog-, keerden we om. We klauterden terug naar beneden en liepen via een gedeeltelijk andere route terug. Ditmaal moesten we door een hele smalle doorgang glijden en kruipen om verder te geraken. Het laatste stuk over het pad was weer hetzelfde, maar we kregen zodoende wel de kans om de grot vanuit een ander perspectief te bekijken. Enkele ‘douchekoppen’ vielen ons nu ook pas op, waarbij water vanaf een uitstekende ronde rots op het plafond vele druppels water liet vallen.
Eenmaal terug bij de ingang keken we terug op een mooi avontuur, waarbij ik dus alsnog een klein beetje van het ‘adventure caving’ heb mogen proeven. De dag was echter nog niet voorbij en we zouden nog een andere grot bezoeken. Direct naast de Deer Cave bevond zich de Lang Cave, een veel kleinere grot, maar van binnen totaal anders, wat op zich best verrassend is. De grot had opnieuw planken om over te wandelen en was met lampen verlicht, zodat we een prachtig zicht hadden op de vele stalagmieten en stalactieten. Deze bijzondere druipsteenformaties maakten veel indruk op ons en waren een lust voor het oog. Aangezien de grot niet heel groot was, waren we alweer snel buiten, waarna de dagtour min of meer voorbij was.
Het was nu begonnen licht te regenen, maar Seria zette ons alsnog af bij een tribune iets verderop. We waren ietwat aan de vroege kant (15.15 uur), maar het was niet echt handig om drie kwartier terug te lopen, om vervolgens weer om te keren om in de namiddag getuige te zijn van een bijzonder tafereel. Tussen 16 en 18 uur is er een grote kans dat de 3 miljoen vleermuizen de grot verlaten om op zoek te gaan naar heerlijke insecten. Vanwege regen waren de vleermuizen gisteren niet buiten geweest en we hoopten dat het weer vandaag beter zou zijn. Tot dusver zag het er niet heel hoopvol uit, maar we bleven geduldig wachten. Het wachten duurde erg lang en in de tussentijd kletste ik met het gezellige Nederlandse stel en las ik de informatieborden over vleermuizen. Het begon drukker te worden, want we waren zeker niet de enigen die wilden kijken. Ook Frits maakte hier z’n opwachting. Het viel ons op hoe ontzettend veel Nederlanders op dit moment in het park verblijven. Echt overal om ons heen hoorden we Nederlanders, iets dat me in het cafetaria ook al was opgevallen. Zonder te overdrijven is ongeveer een derde van het park Nederlands; het is overduidelijk te merken dat de mensen vakantie hebben en ervan houden om naar het buitenland te gaan. We merkten dat enkele van die Nederlanders ook met tourgroepen waren gekomen. De regen hield zo nu en dan op, waarna onze hoop weer steeg, totdat het weer begon te regenen. Iets na vijven bleef het eindelijk droog -eergisteren waren de vleermuizen tegen 17.30 uur naar buiten komen vliegen-, alhoewel er toen stevige mist voor kwam drijven. Een half uur later klaarde de mist op en begonnen we om ons heen insecten te horen. De omstandigheden leken goed genoeg te zijn. Een enkele havik vloog voorbij, ook in afwachting van een hapje. Enkele zwaluwen vlogen ook rond. We bleven nog een half uur wachten, maar de vleermuizen hadden er vandaag geen zin in. Langzaamaan droop het publiek af, ook hongerig. Uiteindelijk gaven ook wij de hoop op en begonnen we aan de weg terug naar het cafetaria. Ik zou morgen nog één kans hebben en met de gedachte dat de vleermuizen het drie dagen uit zouden kunnen houden zonder eten, zouden ze zich morgen wel moeten vertonen. In het ergste geval kon ik mezelf troosten met het feit dat ik ze twee jaar terug al in Khao Yai National Park in Thailand heb gezien.
Door het donker liepen we terug, waardoor we er tevens een leuke avondwandeling bij kregen. Op de reling werden we op een gegeven moment verrast door een enorm kruipend insect (het formaat van een rat), welke maar net op de reling paste. Het leek enigszins op een sprinkhaan, maar was dat geloof ik niet. Qua kleur had het echter ontzettend veel weg van een enigszins aangebrand stokje varkenssaté. Maar misschien dat ik daar alleen maar aan omdat ik ook honger had. De maaltijd in het cafetaria beviel me daarom ook erg goed. In de avond ontmoette ik Dan in het café, die daar aan het kletsen was met alweer twee andere Nederlanders. Met alle mensen die ik tot dusver had ontmoet (en dat waren er aardig wat), zaten we hier uiteindelijk nog lange tijd gezellig te kletsen, terwijl op de beamer een James Bond-film werd getoond, iets dat HBO elke avond lijkt te doen. Frits vertelde dat zijn adventure caving tour erg goed was bevallen, waarbij hij zelfs nog een enorme slang had zien kruipen. Voor Teann, aan de andere kant, bleek het te zwaar te zijn geweest, waarbij ze niet was voorbereid op het klimmen in touwen. Vermoeid ging ik veel te laat terug naar de dorm, waarbij ik onderweg nog eventjes kon genieten van lichtgevende paddenstoelen en een gedeeltelijk heldere sterrenhemel. Het was tijd om een paar uurtjes te slapen.
Tip van de dag: als je door het donker door de jungle loopt, loont het de moeite om je zaklamp eens uit te zetten. Het voelt erg apart aan om in het pikkedonker in de jungle te zijn, niet wetende wat er zich om je heen bevindt. Overal hoor je de geluiden van insecten en kikkers en als je wat geluk hebt, zie je fluorescerende paddenstoelen en vuurvliegjes.
Opvallend feitje: het is niet gemakkelijk om Jenga te spelen met blikjes bier.
Dag 132: Helder water
Vrijdag 20 juli 2012
Na een korte nacht moest ik alweer op tijd opstaan, aangezien ik om 9.15 uur een tour zou hebben. Gelukkig had ik ditmaal wel een warme douche, aangezien er een onopvallende schakelaar bleek te zijn in het elektrische verwarmingsapparaat. Tijdens m’n ontbijt keek ik uit over de rivier waar ik even later zelf overheen voer. In een bootje met vier andere toeristen -ja, opnieuw Nederlanders- voer ik een stukje over de rivier, waarna we bij een klein dorpje aan de waterkant aanmeerden. Nadat er nog een bootje met toeristen en de gids was gearriveerd, begonnen we aan onze tour die tot ongeveer 13 uur zou duren. Het dorpje behoorde bij een lokale stam, waarvan de inwoners al vele generaties hier in de jungle van Mulu wonen. Met zoveel grotten en jungle zou je bijna vergeten dat er hier ook nog menselijke bewoners leven. Aan hen hebben we grotendeels te danken dat de meeste wilde dieren in het gebied al zijn uitgestorven of, voor zover aanwezig, zich diep verscholen houden voor de mens. In het dorpje stonden enkele eenvoudige houten hutjes en waren er op een grasveld allemaal funderingen zichtbaar. Tot niet heel lang geleden stond hier een volledig longhouse bovenop, maar deze was vanwege een ongelukje met een kaarsje volledig afgebrand. Kan gebeuren. Uiteraard boden de lokale inwoners ons allemaal handwerk aan, alhoewel ik het idee had dat sommige dingen ook gewoon uit een fabriek kwamen, aangezien ik die souvenirs al vaker had zien liggen. Het was mogelijk om informatieborden te lezen en om opnieuw, maar dan tegen betaling, met een blaaspijp te schieten.
Met de bootjes voeren we verder over de rivier, door een mooie jungle met overhangende lianen en naast ons grote rotsen. Iets verderop meerden we aan naast deze rotsen, aangezien we ze van binnen iets beter zouden gaan bekijken. Ook hier stikt het namelijk weer van de grotten. Na een klim op enkele trappen kwamen we aan bij de Wind Cave. Deze grot was niet voor niets zo genoemd, aangezien er halverwege een passage was waar we de wind doorheen hoorden en voelden stromen. De grot was niet reusachtig groot, maar beschikte wel opnieuw over hele mooie stalagmieten en stalactieten, sommigen heel dik, andere weer heel dun. Eén wand had wel iets weg van de dikke sliertachtige/octopusachtige baard van Davy Jones uit de Pirates of the Caribbean-films. De plafonds, grond en wanden, soms onbereikbaar vanwege enkele diepere kloven, zagen er daardoor erg indrukwekkend uit. Enkele lampen beschenen de rotsen. De gids wees ons op een stalactiet die de aan het eind op een hand leek, maar wij vonden dat nogal meevallen. Er was een pad dat dieper de grot in liep, maar deze hebben we niet gevolgd. Dit zou namelijk het beginpunt zijn voor de Clearwater Connection, een acht kilometer lange tunnel die uit zou komen in de ernaast gelegen Clearwater Cave. Het was mogelijk om deze mooie, maar geavanceerde adventure cave te doorkruisen, maar in tegenstelling tot Frits en Dan overmorgen zal ik dat niet doen. Wel zouden we de andere grot bezoeken, maar niet voordat we een kijkje hadden genomen in de Lady Cave. Volgens de gids werd deze zo genoemd vanwege de vrouwelijke vormen, maar uiteindelijk bleek deze alleen zo genoemd te zijn omdat er een stalagmiet was die op de muur een schaduw achterliet in de vorm van een vrouw. Maar heel duidelijk was dat nou niet echt en ik had eerder het idee dat ik Jozef of een Bijbelse herder zag staan. Tevens was er hier een diep gat met aan de overkant een opening. Er hing een touw, zodat ervaren speleologen alsnog de rest van de grot konden verkennen.
Nadat ik gisteren al zo onder de indruk was geraakt van de Deer Cave, vreesde ik dat de grotten vandaag tegen zouden vallen. De Clearwater Cave bewees het tegendeel. Deze grot was een combinatie van alles dat ik tot dusver had gezien en zag er daarom zeer bijzonder uit. De grot was om te beginnen behoorlijk ruim en hoog, waarbij het mogelijk was om over de wandelpaden op verschillende niveaus te lopen. Tevens zagen we om ons heen prachtige rotsformaties. Op één plek was een gat in het plafond, waaronder we enkele kleine plantjes zagen groeien. Er was hier echter meer gegroeid, en wel enkele kleine puntige uitsteeksels. Als een spijkerbed waren deze mini-pinnacles naar het licht toegegroeid en verder uitgeslepen vanwege druppelend water. Ten slotte stroomde er een rivier door de grot met erg helder water, waarbij het waterniveau afhing van de gevallen regen. Het was een brede en lange rivier, welke dieper was dan in de Deer Cave. De rivier kwam uit een lange en donkere tunnel, wat het eindpunt bleek te zijn van de Clearwater Connection. Wat wij zagen was slechts een kleine fractie van de grot, aangezien er op een plattegrond te zien was dat er nog talloze andere gangen waren, met zo’n 170 km goed voor een hoge notering op de lijst van de langste grottenstelsels in de wereld. Na het bezoek aan de grot kregen we de gelegenheid om buiten in het heldere water te zwemmen, waarna we met de boot terugkeerden naar het HQ.
Na een lunch had ik een vrije middag, waarin ik de gelegenheid had om nog een paar activiteiten in de omgeving te ondernemen. Zo kon je op eigen houtje een uitkijktoren bezoeken. Hiervoor had je echter wel een sleutel nodig, maar deze kon je onder borg bij de receptie ophalen. De toren lag op een zijpad van het plankenpad niet ver van het hoofdkwartier vandaan. Bij toeval zag ik onder de reling van dit zijpaadje een grote tarantula zitten, die zijn poten helemaal naar voren en achteren had uitgestrekt en zijn lijf tegen de reling had aangeduwd. Schijnbaar vond hij het fijn om hier op de kop, weg van het licht, een middagdutje te houden, want het beest verroerde geen vin. Toch was ik op m’n hoede bij het maken van een foto, waarbij ik nagenoeg onder het beest moest kruipen. Ik beklom de hoge stalen constructie en kwam uit bij een nagenoeg afgesloten platform met enkele kijkgaten. Ik bevond me op gelijke hoogte als de boomtoppen, waardoor ik niet over de jungle heen kon kijken, maar wel naar de andere bomen om me heen. Ik had gehoopt dat ik vogels (zoals de grote neushoornvogel) of apen zou zien, maar ik zag werkelijk niets. Al snel liep ik daarom terug naar beneden, om te beginnen aan de Botanical Trail. Dit was een pad van zo’n anderhalve kilometer door de jungle, waarlangs allerlei borden stonden met informatie over de jungle, bloemen, bomen en planten. De tocht volgde door een mooi stukje jungle, met grote dikke bomen, rotsige punten en een paar aparte planten. Toch waren er ook veel planten door mensen geplant en zaten velen met hun kluit nog in een zak. Heel veel nieuwe beestjes zag ik niet, maar wel zag ik een erg schuwe fazant tussen de struiken en zag ik op een gegeven moment een heel dun wormpje op het wandelpad. Het bleek een bloedzuiger te zijn, welke zich op een wel heel aparte manier voortbewoog. De bloedzuiger tilde z’n kop op en maakte met zijn lijf de vorm van de Griekse hoofdletter omega, waarna hij zich weer uitstrekte en zo verder ging. Bij de randen van de planken zat telkens een gat van een centimeter of twee. De bloedzuiger liep tot de rand, stond vervolgens op, keek ik in het rond op zoek naar de kortste overbrugging en maakte vervolgens een brug, waarna hij ook z’n achterste naar de andere kant hielp. Het was een erg grappig en eigenlijk erg getalenteerd gezicht om te zien, maar ik was blij dat geen enkele bloedzuiger mijn benen wist te vinden.
De hele dag was er al een stralende blauwe lucht met nauwelijks een wolkje te bekennen, dus ik wist zeker dat de vleermuizen zich vandaag zouden laten zien. Om 16 uur liep ik snel naar de Bat Observatory en nam plaats tussen de vele andere toeristen die zich hierheen hadden geschaard. Veel mensen van gisteren probeerden het vandaag ook nog eens. Ik kwam weer een paar bekenden tegen, evenals de Amerikaan die ik in Miri had ontmoet en zojuist was gearriveerd. Iedereen zat met z’n fototoestel of filmcamera in de hand klaar, want iedereen wist dat het vandaag zou moeten gebeuren. En tot onze grote vreugde was dat ook het geval. Iets voor half zes verliet de eerste kleine groep vleermuizen de grot. Toen ze voor de rotsen vlogen, zagen we ze nog niet, maar toen ze daarbovenuit vlogen, met de blauwe lucht op de achtergrond, zagen we hoe de vleermuizen in een stroom eropuit gingen om op zoek te gaan naar eten. De stroom verdween aan de andere kant achter de bomen, maar er was nog genoeg luchtruim over om ze te kunnen zien. De eerste stroom hield vrij snel op, maar daarna kwam er gedurende 20 minuten een bijna onophoudelijke stroom van vleermuizen uit de grot vliegen. Het waren allemaal kleine zwarte stipjes in de lucht, want ze kwamen bij lange na niet zo dichtbij de grond als ik destijds in Thailand had meegemaakt. Enkele kleine groepjes werden opgejaagd door een havik, die hier ook zijn kans schoon zag. Helaas zagen we geen actiemoment in ons blikveld. De stroom vleermuizen slingerde door de lucht en leek vaak helemaal rond te kolken zoals een DNA-string. Na de grote stroom volgden nog een paar kleine slierten van resterende vleermuizen, waarna ze alle 3 miljoen de grot hadden verlaten. Ergens in de nacht zouden ze terugkeren met hopelijk een verzameling verse insecten in hun bek.
Met de personen die ik de afgelopen dagen had ontmoet en die nu nog steeds aanwezig waren in het park zijn we vervolgens teruggelopen. Onderweg kwamen we een pad omhoog tegen, waarvan we ons afvroegen waar deze naar zou leiden. We klommen vele trappen op en kwamen uiteindelijk uit bij een grot die niet op de plattegrond stond. Het leek alsof men nog bezig was om deze open te stellen voor het publiek. Om te voorkomen dat we de kranten zouden halen, besloten we wijselijk om hem niet te betreden en om te keren. In de bar naast het park namen we een hapje te eten en hingen we allemaal erg lui aan tafel. We keken zo nu en dan naar alweer een James Bond-film, maar het was duidelijk dat de vermoeidheid bij iedereen behoorlijk was toegeslagen. Ik zei enkele personen gedag en keerde al vroeg terug naar de dorm, waar ik snel ben gaan slapen, aangezien ik er morgen nog vroeger uit zal moeten dan de afgelopen dagen.
Tip van de dag: wees op tijd voor de uittocht van de vleermuizen, aangezien je nooit precies weet wanneer ze tevoorschijn komen. Sommige toeristen verschenen pas vijf minuten voor het einde, waardoor ze het mooiste spektakel hebben moeten missen. Waarschijnlijk hadden ze de 45 minuten lopen vanaf het HQ nogal onderschat.
Opvallend feitje: vleermuizen zijn helemaal niet zo gemeen, gevaarlijk en bloeddorstig als vele mythes dat beweren. De meeste zijn juist erg vriendelijk en onmisbaar in de natuur, aangezien ze veel zaden verspreiden. Slechts een minuscuul percentage valt onder de vampiers.
Dag 133: De andere kant van het regenwoud
Zaterdag 21 juli 2012
De afgelopen dagen had ik van enkele personen gehoord dat de Canopy Walk in het park niet bijster interessant was omdat men niet veel was tegengekomen. Toch had ik deze tour voor deze ochtend staan. Ik had nog enige hoop, omdat ik de twee uur durende tour om 7 uur had geboekt en er op het vroege tijdstip meer te zien zou zijn. Ik verzamelde met vier anderen bij het HQ, waarna we onder begeleiding van een gids over het plankenpad de jungle in liepen. Onderweg wist de gids een grote wandelende tak te spotten, die met zijn camouflage nauwelijks opviel, ondanks z’n grootte. We namen een afslag die ik al vaker was tegengekomen en bereikten iets later een hutje in een boom. Dit was het begin van een 480 meter lange wandeling tussen de boomtoppen, waarbij de route verdeeld was in 15 verschillende bruggen tussen de bomen. Het geheel was vrij vergelijkbaar met de bruggen in Taman Negara. Vanaf deze hoogte konden we een stukje van de omgeving zien, met vele bomen en het riviertje onder ons dat naar de Paku-watervallen stroomde. Enig teken van leven hebben we helaas niet gezien, ondanks dat we wel vogeltjes en insecten hoorden. We zagen in de verte een vogeltje wegvliegen en kwamen enkele insecten tegen die ik op de grond ook al vaker had gezien, maar het was niet echt iets om over naar huis te schrijven. Het enige nieuwe was dat de gids op een gegeven moment aan een tak schudde, waarna we allemaal mieren over elkaar hoorden rollen in de holte van binnen. De gids was verder nogal nutteloos tijdens de tour, aangezien we dit ook zelf hadden kunnen lopen als er geen slot op de deur van de eerste boomhut had gezeten.
Om 9 uur was ik weer terug en kon ik eindelijk ontbijten, waar ik voor de tour geen gelegenheid voor heb gekregen. Het was tijd om uit te checken, waarna ik een laatste praatje maakte met de Amerikaan die ik in Miri had ontmoet. Toch zou m’n vlucht pas om 14.40 uur vertrekken, zodat ik nog veel tijd over had. Alles in de buurt van het HQ had ik echter al gezien, dus het was lang wachten. Toch was er nog iets dat ik nog niet had afgerond. In het HQ bevond zich namelijk het Science Center, met vele speels uitziende informatieborden. Alhoewel ik in de afgelopen dagen al een paar borden had gelezen over het ontstaan van de Pinnacles, de bergen en de grotten, waren er nog enkele borden over het leven in de jungle die ik nog niet had gelezen. Ook had ik nog geen blik geworpen op de film die hier werd afgespeeld en ging over vleermuizen en het uitsterven van de vele diersoorten hier in Borneo vanwege de enorme houtkap. Ik besteedde enige tijd hier, waarna ik buiten de Engelse Dan nog tegenkwam, die vandaag ook niets te doen had. We kletsten, namen een lunch, kwamen Frits tegen die een latere, maar net zo teleurstellende Canopy Walk had gedaan en bleven langer in het restaurant zitten om te tijd te doden. Ondanks dat zij nog een dagje zullen blijven om morgen de avontuurlijke Clearwater Connection gaan doen -ergens vond ik het jammer dat ik geen tijd heb gehad om een adventure caving tour te doen, aangezien ik goede verhalen heb gehoord-, ging ik uiteindelijk naar het hele kleine vliegveld.
M’n vliegticket was van Mulu naar Kota Kinabalu, de hoofdstad van de staat Sabah, mijn volgende bestemming. Toch wilde ik een wijziging aanbrengen, wat gelukkig mogelijk was. De vlucht zal halverwege namelijk stoppen in Miri, waar ik wilde uitstappen. In plaats van met het vliegtuig naar KK te gaan, had ik besloten over land te gaan, om zodoende nog iets anders te kunnen bezoeken voor een dag. Op het piepkleine vliegveld verliep alles ontzettend snel, waardoor we nog enige tijd moesten wachten op het vertraagde aankomende vliegtuig. Rond drieën stegen we op, waarbij we konden genieten van het mooie uitzicht op de groene jungle, waar enkele bruine rivieren doorheen kronkelden. We kregen een pakje drinken en luisterden naar het welkomstwoord van de piloot, wat meteen gevolgd werd door zijn afscheidswoord, aangezien we alweer begonnen te dalen voor de landing. In Miri moest ik er even voor zorgen dat het grondpersoneel op de hoogte werd gebracht van mijn uitstappen -in de aankomsthal werd m’n naam omgeroepen omdat ik m’n transitticket niet had opgehaald-; blijkbaar was m’n bagage wel goed gelabeld, maar was er niet doorgegeven dat ik niet door zou reizen naar KK. Om 16 uur was ik alweer terug bij het vertrouwde guesthouse, waarbij de gastvrouw nieuwsgierig was naar m’n verhalen en me vertelde dat ze vervoer voor morgen had geregeld.
Ik was moe en was niet van plan meer veel te gaan doen. In plaats van activiteiten te ondernemen (waarbij ik overigens niet zou weten welke dat zouden moeten zijn), heb ik mezelf weer op de hoogte gebracht van het wereldnieuws -in Mulu was er geen internet-, kon ik m’n mail checken en had ik aardig wat reisverslagen bij te werken, aangezien ik in Mulu nauwelijks tijd daarvoor heb gehad. Anderzijds is dat laatste een goed teken, want ik heb het al die dagen in Mulu NP ontzettend naar m’n zin gehad. Het was een prachtig park en ik begrijp goed waarom het het hoogtepunt van Borneo wordt genoemd; tot nu toe kan ik niets anders doen dan daarmee in te stemmen. Maar toch heb ik nog anderhalve week in Borneo te gaan en zal ik ongetwijfeld nog meer bijzondere plekken aan gaan doen, te beginnen met morgen!
Tip van de dag: maak ruim voor vertrek naar Borneo reserveringen voor Mulu National Park, want dit is een plek die je zeker niet wilt missen!
Opvallend feitje: als je vier dagen een bandje om je arm draagt, voelt het nog enige tijd vreemd aan als je deze opeens af mag doen.