Bandar Seri Begawan
Dag 134: Het is alles goud wat er blinkt
Zondag 22 juli 2012
Na een ontbijtje in de morgen stond ik met twee (uiteraard Nederlandse) meiden voor de deur van het guesthouse te wachten. Iets na negenen kwam er een Chinees met een bijrijder in een auto aanrijden. Hij zou onze chauffeur voor de komende 2,5 uur zijn. Met z’n drieën namen we plaats op de achterbank, waarna we vertrokken naar de grens. Na vele mooie weken was het vandaag tijd om Maleisië te verlaten. Toch zal ik het niet heel erg hoeven te missen. Alhoewel ik niet meer terug zal keren naar Sarawak, zal ik morgen namelijk alweer terugkeren naar Maleisië om de staat Sabah te bezichtigen. Maar vandaag en morgenochtend was het tijd om een nieuw land toe te voegen aan mijn lijstje, een land dat veel mensen ongetwijfeld niet heel erg veel zal zeggen. Mijzelf ook niet, maar nu ik hier toch ben, zou het zonde zijn om dit over te slaan. Het eiland Borneo is zoals de meesten wel weten opgedeeld in het Maleise Sarawak en Sabah en het Indonesische Kalimantan. Echter ligt op het Maleise gedeelte nog Brunei Darussalam, een klein onafhankelijk sultanaat met wel een erg aparte vorm. Het land bestaat namelijk uit twee delen die omringd zijn door Sarawak. Als je van Miri in Sarawak met de bus helemaal naar Kota Kinabalu in Sabah zou rijden, zou je diverse grensovergangen (en alle bijbehorende paspoortstempels) tegenkomen: verlaat Sarawak, betreed Brunei, verlaat Brunei, betreed Sarawak, verlaat Sarawak, betreed ander deel van Brunei, verlaat Brunei, betreed Sarawak, verlaat Sarawak, betreed Sabah. Ik had vandaag echter maar één overgang, welke we al vrij snel bereikten. Na een exit-stempel van Sarawak en een entry-stempel van Brunei -alhoewel je er geen enkele reden voor zou hebben, is het mogelijk om 90 dagen te blijven- zetten we koers naar de hoofdstad van het land: Bandar Seri Begawan. Het eerste dat we deden was naar een benzinestation rijden om diesel te tanken. Hierbij werd meteen duidelijk dat Brunei een rijke oliestaat was. Met veel olie in de grond is brandstof hier spotgoedkoop. Voor een liter diesel betaal je hier slechts 18 eurocent (31 Bruneise dollarcent), terwijl je daar in Maleisië ongeveer 50 eurocent voor betaalt, om over Nederland nog maar te zwijgen. Hierna was het nog zo’n 120 km rijden naar de hoofdstad, maar aangezien dat over een tweebaansweg van goede kwaliteit ging, verliep dat vrij vlot. Onderweg had het landschap iets weg van dat van de westkust van Maleisisch Borneo, met nog maar weinig jungle en veel landbouwgrond. Wel zagen we huizen die er beter uitzagen, omdat de mensen hier rijker zijn.
Rond 11.30 uur kwamen we al aan in Bandar, een relatief kleine stad met slechts 80.000 inwoners -dat is pakweg een kwart van de hele bevolking-. Ondanks dat er niet ontzettend veel te doen valt, is het de meest toeristische plek van het land, omdat dat nog minder te bieden heeft. Er is een stukje regenwoud, je hebt enkele kleine dorpjes, maar daarmee is alles wel gezegd. Eén middag in Bandar zou daarom meer dan voldoende zijn. Ik checkte in bij m’n guesthouse in het centrum van de stad en begon iets later aan een rondwandeling op deze stralende dag. De rijkdom van het land werd weerspiegeld door mooie gebouwen, goede wegen met verkeerslichten en zebrapaden, en veel groen in de vorm van bomen en planten. Er stroomde een rivier door de stad en dat zorgde voor een sfeervol gezicht. Via een sierlijk bruggetje kon ik oversteken naar een kleine markt, waar groente, fruit en vis werd verkocht. Lunchen kon ik hier niet, dus liep ik naar de hoofdstraat en zocht ik een restaurantje uit om te eten. Ondanks dat het lunchtijd was, was ik de enige in het restaurantje en ook in andere eettenten was het opvallend rustig. Op straat was ook niet extreem veel volk te bekennen, met niet heel veel voetgangers en slechts een handvol auto’s (alhoewel het niet zo rustig was als in Vientiane in Laos).
Brunei is een sultanaat en heeft dus in de geschiedenis meerdere sultans gehad. Net zoals men in Thailand ontzettend veel van de koning lijkt te houden, lijkt de sultan hier heel erg populair te zijn. Overal op straat zag ik afbeeldingen van de man hangen, aan zowel gebouwen als bij bogen over de weg. Ook bij een groot plein hing hij diverse keren, samen met vele geel-wit-zwarte Bruneise vlaggen. Het bleek dat er vorige week een festival was geweest voor de sultan, aangezien hij 66 jaar was geworden. Een stukje verderop -alles in de stad was eenvoudig op loopafstand van elkaar verwijderd- bevond zich het Royal Regalia Museum, een museum met een grote koepel dat helemaal gewijd was aan de huidige sultan en zijn voorganger. Het was jammer dat je binnen geen foto’s mocht maken -je moest je schoenen uittrekken en je tas in een locker stoppen-, want het zag er daar prachtig uit. Ten eerste zag ook de binnenkant van het gebouw er mooi uit, met marmeren vloeren, zuilen, rode lopers en andere kleurrijke vloerkleedjes. Het had echt de sfeer van een sultanaat. Ten tweede zagen de te bekijken objecten er beeldschoon uit. Er was een tentoonstelling te zien over het leven van de sultan, met allerlei foto’s over belangrijke of leuke momenten uit zijn leven, zoals studie (een klassenfoto), officiële ceremonies (zijn besnijdenis), bezoekjes (aan Engeland) en sport (golf en polo). Daarnaast was een groot deel gewijd aan de ceremonie die hem inwijdde tot sultan. Zo’n beetje alles wat destijds gebruikt is, was hier nu te zien, zoals prachtige pakken voor de soldaten, een gouden zetel, kroon, staf en paraplu, gouden sieraden, nog meer gouden objecten, rijkelijk versierde kussentjes en meer kledingstukken met gouden randjes. Op vele afbeeldingen en video’s was deze dag uitgebeeld. Bij een feest horen ook cadeaus en vele belangrijke afgevaardigden van over de hele wereld hadden de sultan iets bijzonders gegeven. Een enorme hoeveelheid beeldjes, vaasjes, schilderijen, zwaarden, pennensetjes, bootjes, kistjes, schalen en kannen, allemaal met een behoorlijk prijskaartje, waren aan hem overhandigd. Allemaal leuk en aardig, maar niet echt nodig, moest hij gedacht hebben, aangezien alles nu hier lag. Het museum had tevens nog een kleine sectie met geschiedenis, waarbij de onafhankelijkheid met Engeland centraal stond.
Ik verliet het gebouw met airco en liep verder door de bloedhete stad. Al snel bereikte ik de parel van de stad, de Omar Ali Saifuddien-moskee. Dit prachtige witte gebouw had een grote gouden koepel, welke glinsterde in het felle zonlicht. Enkele torentjes en minaretten hadden kleinen gouden koepeltjes. Palmbomen sierden de grond rond de moskee en daaromheen lag dan weer water. Vanaf een hek aan de andere kant van het water had ik een prachtig zicht op de moskee, evenals een soort schip dat voor de moskee vast in het water lag. Zo goed als iedereen in het land is moslim, waardoor er dus overal moskeeën te vinden zijn. Dit was echter de bekendste. Alhoewel het normaalgesproken voor niet-moslims mogelijk is om buiten gebedsmomenten de moskee te bezoeken, was dit nu niet mogelijk. De reden hiervoor verklaarde tevens de lege restaurants: de ramadan was begonnen. Ondanks dat het jammer was dat ik de binnenkant niet kon zijn, was het zicht op de buitenkant alsnog erg bijzonder.
Minstens zo bijzonder, maar dan op een hele andere manier, was Kampung Ayer, een groot gebied naast de moskee. In het water waren honderden huisjes op houten palen gebouwd. Via houten planken kon je naar enkele van de huisjes lopen. In tegenstelling tot de mooie gebouwen in de stad waren deze huisjes van hout en leken er een paar bijna uit elkaar te vallen. Sommigen waren verlaten, terwijl anderen tekenen van leven vertoonden, vanwege muziek of kledingstukken aan de waslijn. In het water dreef tussen het groen veel afval, een groot contrast met de schone binnenstad. Aan de overkant van de rivier zag ik nog veel meer huisjes op palen staan, sommige mooier dan de andere. Deze waren niet via planken te bereiken, maar wel kwamen er vliegensvlug enkele bootjes op me af varen toen ik ook maar vlak langs de rivier begon te wandelen. Allemaal probeerden ze me een boottocht aan te smeren, maar hier zag ik van af. Enkele andere toeristen (een Nederlands gezin) had wel in een boottochtje en liet zich naar de overkant varen om meer huisjes te bekijken. Via een klein winkelcentrum liep ik uiteindelijk terug naar m’n guesthouse. Alle bezienswaardigheden in de stad had ik hiermee gezien en alhoewel ik nog naar een andere grotere moskee zou kunnen gaan iets buiten de stad, had ik daar niet zoveel zin meer in. Ik was nog steeds wat moe van de afgelopen dagen en wilde me niet al te veel meer inspannen. Het leek er tevens op alsof het later op de middag nog zou regenen, wat ook gebeurde.
Vlak voor zonsondergang ben ik teruggekeerd richting de moskee en de huisjes op het water. In de moskee was het avondgebed aan de gang, aangezien ik door de speakers de luide gebeden kon horen. Het water in de rivier stond een stuk lager dan vanmiddag, aangezien de houten krotten nu in de modder stonden en het afval nog beter te zien was. Verschillende vogels liepen door de modder heen en ergens zag ik ook een kleine varaan rondlopen. Voorzichtig liep ik over de houten planken -hier en daar zaten gaten en niet alle planken lagen even goed vast- iets verder de Kampung Ayer in, zodat ik een beter gezicht zou hebben op de zonsondergang, welke er mooi uitzag vanwege de aanwezige wolken (maar niet zoveel dat de hele lucht bedekt was). Vanaf een hoge brug zag ik in de verte nu ook de grootste moskee van het land, de Masjid Jame’Asr Hassanal Bolkiah, met vier grote minaretten in de hoeken rond het gebouw, dat eveneens een gouden koepel had. Ook van deze richting klonk het gebed. Nu het schemerig was, was het gebouw mooi verlicht. Toen ik terugliep, zag ik dat de andere moskee ook prachtig verlicht was en in het water ervoor was de reflectie te zien. Na een maaltijd liep ik door het erg stille, maar sierlijk verlichtte Bandar terug naar m’n guesthouse. Hier had ik weer wat tijd om m’n verhalen en foto’s bij te houden, alhoewel ik dat niet heel lang heb zitten doen, aangezien ik morgen erg vroeg zal moeten opstaan om een bus en een ferry te halen naar Kota Kinabalu.
Zo snel m’n trip naar Brunei was begonnen, zo snel kwam deze alweer tot een eind. Toch was het vermakelijk om een dagje een stukje van dit sultanaat te zien. Het geeft toch weer een hele andere kijk op Borneo. Alhoewel een dag meer dan genoeg is, zijn de rijkdom en al het goud het zeker waard om toch eventjes een tussenstop te maken in dit landje als je van Sarawak naar Sabah reist (of andersom)!
Tip van de dag: kun je geen Maleis lezen, maar wel Arabisch, dan kun je in Brunei alsnog prima de borden lezen, omdat deze heel vaak tweetalig zijn. Soms zelfs drietalig, aangezien het Engels ook aanwezig is.
Opvallend feitje: alcohol is in Brunei uit den boze.