Tanzania, deel 1
Dag 11: Naar het strand in een nieuw land
Maandag 18 juli 2011
Alhoewel ik tijdens mijn reis het tropische eiland Zanzibar oversla, heb ik vandaag toch van een heerlijk strand mogen genieten. De dag begon vanochtend om 6.30 uur in Kisii, toen we allemaal wakker werden in een echt bed, dat bij de een iets lekkerder bleek te liggen dan bij de ander. Een halfuur later kregen we een ontbijt met toast, ei, worstjes, jam en fruit in het restaurant. Hier stond tevens een dvd aan met gospelmuziek, waarop mensen rustig heen en weer aan het swingen waren. Het ging er stukken minder energiek aan toe dan in New York vorig jaar. Met al onze bagage stapten we de truck in, om naar de laatste bezienswaardigheid van Kenia te rijden. Alhoewel we onderweg een behoorlijk grote markt tegenkwamen, met hele simpele kleedjes of kraampjes met voornamelijk veel kleding, stopten wij bij een winkel waar zeepsteen uit de regio bewerkt werd tot allerlei prachtige beeldjes en schoteltjes. We kregen een kleine rondleiding en zagen hoe stukken steen in kleinere stukken werden gezaagd, kleine stukken met beiteltjes door ervaren mannen tot een figuur omgetoverd werden en vrouwen de beeldjes helemaal glad schuurden, op de momenten dat ze niet enthousiast voor ons aan het zingen en swingen waren. Daarna zagen we nog hoe een artiest een schoteltje behoorlijk snel erg mooi decoreerde met een zonsondergang en een leeuw. Nadat iedereen de kans had gekregen iets te kopen, reden we verder. Onderweg stopten we om te tanken, waar een groepje kinderen nieuwsgierig naar ons kwam kijken. Eén van ons gaf hen ballonnen, waarmee ze dolblij waren! Hierna volgden onze laatste kilometers in Kenia, aangezien we om 11.30 uur bij de grens met Tanzania stonden.
Nadat we onze exit-stempel hadden laten zetten in het paspoort, was ons Kenia-avontuur voorbij. Met het halen van een entry-stempel voor Tanzania kon het tweede deel van onze reis beginnen. Voor onze overgebleven muntjes kochten we twee kokertjes pinda’s en de briefjes wisselden we in voor Tanzaniaanse shillings. Dit alles was in een uurtje gebeurd, waarna we twee uur door het mooie bergachtige landschap van noordelijk Tanzania hebben gereden. Op de bergen lagen vele kleine en grote keien, wat een uniek beeld vormde. Het uitzicht werd verder gekenmerkt door vele ronde huisjes met rieten daken en de erg enthousiast zwaaiende lokale bevolking. Op een zeker moment staken we via een brug de Mara-rivier over. Belangrijk was dat we van de brug geen foto mochten maken, aangezien er in de jaren ’70 tijdens een oorlog met Oeganda een brug was opgeblazen en veel transport daardoor in de problemen is geraakt.
Onze bestemming was Musoma, een plaatsje aan het enorme Victoriameer. Dit meer, een van de grootste ter wereld, heeft ongeveer de oppervlakte van Nederland, dus dat is niet mis! De camping van vandaag was Musoma Beach Campsite, wat letterlijk op een strandje aan het meer lag. Onze tenten moesten we daarom ook op het zand plaatsen. Het Victoriameer leek wel een zee, aangezien er geen overkant te bekennen was, op een eiland na, en er continu golven op het strand aanspoelden. Het was hier ontzettend warm, maar gelukkig stond er een beetje wind. Nadat we hadden geluncht met brood en frisse salade, hadden we even de tijd om te relaxen. Om 16.00 uur was er een optionele excursie naar het dorp, waar ik met nog enkele anderen aan deelnam. Onder begeleiding van een lokale gids hebben we door het dorpje gelopen (alhoewel ‘werden we op sleeptouw meegenomen’ een betere zin is, aangezien de man nauwelijks een woord zei). We liepen langs een kade met een rederij en een markt waar bergen met sardientjes werden verkocht. Levende kippen zaten ergens in een kooi en fruit en groente lag bij andere kraampjes. We liepen langs eenvoudige winkeltjes en een overdekte markt met een grote hoeveelheid kraampjes. Voornamelijk met eten, maar ook met vele specerijen en naaiwerkjes. Naar mijn idee had het veel weg van de Aziatische marktjes. De mensen waren wisselend; sommigen wilden niets van ons weten, maar anderen vonden het geweldig om op de foto te mogen. Het was in ieder geval een vermakelijke trip.
Op het strand hebben we vervolgens genoten van een mooie zonsondergang, waarbij de zon langzaamaan meer oranje en roder werd en in zee zakte. Bij de truck aten we aardappels, kip en salade, waarna Francis ons vertelde over het programma van de komende drie dagen: we gaan naar de Serengeti! Onderweg zullen we wel op moeten passen voor de tseetseevlieg die de ongeneeslijke slaapziekte kan overdragen. Daarnaast zullen we op de Serengeti ‘s nachts niet naar de wc mogen, vanwege mogelijke wilde beesten in het kamp. Flesjes zullen het alternatief moeten bieden. Maar dat morgen. Eerst hebben we nog met vele irritante muggen een tijdje in een donkere bar zitten kletsen (de stroom werkte niet meer), waarna we onder begeleiding van de geluiden van de golven van het meer terug gingen naar de tenten.
Dag 12: Kranten meppen op de eindeloze vlakte
Dinsdag 19 juli 2011
Vanochtend konden we tot 7.00 uur uitslapen, alhoewel de meesten al eerder wakker werden gemaakt door de Koning Aap groep die eerder op moest staan. Nadat we het kamp hadden afgebroken, kregen we een ontbijtje met brood en pannenkoeken. Om 9.00 uur verlieten we het kamp dat een thuisbasis bleek te zijn voor vele ibissen en zwarte wouwen. Iets verderop stopten we bij een lokale kruidenier om inkopen te doen voor de komende drie dagen. Nadat we een uur of twee hadden doorgereden op een goede weg door het Tanzaniaanse landschap en ergens nog hadden gestopt om brandhout te halen (en de kinderen te verblijden met tennisballetjes en kranten), kwamen we om 12.00 uur aan bij de ingang van het grootste wildpark van het land: de Serengeti. Onder toeziend oog van een groep bavianen hebben we hier geluncht.
Om klokslag 13.00 uur reden we de poort door, wat betekent dat we over twee dagen voor deze tijd het park zullen moeten verlaten. Tot het eind van de middag hebben we zo’n 100 km afgelegd door dit immens grote nationale park. Serengeti betekent ‘eindeloze vlakte’ en meteen bij binnenkomst begrepen we deze naam. Enorm uitgestrekte en vlakke savanne bevond zich om ons heen. Aangezien het de droge periode was, zag veel gras er geelachtig uit. Het landschap wisselde wel om de zoveel kilometer. Soms had je open vlaktes met hier en daar een alleenstaand boompje of enkele struikjes, terwijl we op andere momenten weer door boomrijkere gebieden reden.
Het was midden op de dag en het was erg warm. Veel beesten kwamen we daarom helaas niet tegen, alhoewel we in totaal toch zeker wel een paar honderd zebra’s, impala’s, giraffen, gnoes, buffels, wrattenzwijntjes en vogels tegen zijn gekomen. Een kudde olifanten stak ook nog de weg over. Op een zekere plek stapten we uit om te voet een riviertje over te steken via een gammele houten brug. In het water zagen we een krokodil en een nijlpaard drijven. Hier bevonden zich ook lianen en takken om op te schommelen. Verder hadden we medelijden met enkele mensen in een auto die een klapband had gekregen. Tijdens de rit werden we vaak afgeleid door ontzettend vervelende tseetseevliegen, die de truck in vlogen en ons wilden bijten. Aangezien dat kan leiden tot de slaapziekte, hebben we lange tijd met kranten en andere middelen actief op deze vliegen lopen meppen. Het was erg irritant, maar eigenlijk wel een lachwekkend gezicht om ons continu om ons heen te zien zwaaien.
Nog voor zonsondergang kwamen we bij een kleine camping in het midden van de Serengeti, waar we de tenten opzetten en het eten voorbereidden. Iets later aten we paddenstoelensoep, knoflookbrood en spaghetti bolognese. Rond het kampvuur volgden verhalen over de hyena’s rond het kamp, welke we niet heel ver weg hoorden huilen. We meenden zelfs twee oogjes gezien te hebben tussen het gras. Vannacht wordt buiten plassen daarom sterk afgeraden, ook al doen de beesten geen mens kwaad; vandaar de half opengesneden flessen in de tenten. Onder een relatief heldere sterrenhemel zijn we naar de tenten gegaan voor een korte nacht. Morgen moeten we vroeg op voor een ochtendgamedrive!
Dag 13: Serengeti safari
Woensdag 20 juli 2011
Om op tijd van de zonsopkomst te kunnen genieten, stonden we allemaal om 5.30 uur op. De hele nacht door hebben we hyena’s rond het kamp kunnen horen huilen, maar geen enkele keer kwamen ze in beeld. Na een licht ontbijtje reden we met de truck het kamp uit. Naast ons zagen we een hyena wegrennen. Na het zien van een kleine giraf, enkele struisvogels en Thomsongazelles bleven we op een mooie open vlakte staan om even later te genieten van een roze zon die erg snel steeds hoger kwam te staan en oranje werd. Tot een uur of 11 hebben we een gamedrive door de Serengeti gemaakt. Het was anders dan degene in Masai Mara en Lake Nakuru National Park, maar zeker de moeite waard. Hoe groen het op de Masai Mara was, zo geel was het hier. Vele plasjes water waren al opgedroogd vanwege het drogere klimaat. Dit was dan ook de reden dat we geen grote kuddes zebra’s en wildebeesten tegen zijn gekomen, maar slechts een paar achterblijvers. De oneindige vlakte liep werkelijk tot aan de horizon en was een machtig gezicht! We mogen niet klagen over de hoeveelheid beesten die we zijn tegengekomen: wrattenzwijntjes, impala’s, een gier in een boom, hoentjes en enkele kuddes olifanten, sommigen van wel heel dichtbij. Rustig werkten de olifanten volledige struikjes naar binnen met hun slurf. Mooie vogels kwamen ook geregeld voorbij en we hadden het geluk nog een paar hyena’s van een afstandje te zien. In de verte zagen we ook een jakhals achter een gazelle aan rennen. Alhoewel wij in tegenstelling tot een andere truck niet dichterbij konden komen, waren we wel getuige van een mooie cheeta op een termietenheuvel, uitkijkend naar een enkele impala veel verder op de vlakte. Diverse leeuwen hebben we ook gezien: een stelletje in het gras, een vrouwtje bij een watertje en drie mannetjes die bij een grote kudde gazelles helaas niet de moeite namen te gaan jagen. Het was een mooie ochtend en terwijl we gedag zeiden tegen een groep nijlpaarden, ganzen en eenden, reden we terug nar het kamp voor een brunch van pannenkoek, pasta en worstjes.
De eerste helft van de middag hebben we vervolgens heerlijk in de schaduw gerelaxt in het kamp, want in de zon was het voor ons, en voor alle beesten, veel te warm. Na het lezen van een boek, het nemen van een douche, het doen van de afwas en/of het scheren van de benen (bij enkele vrouwen), vertrokken we om 14.45 uur voor een volgende gamedrive. Eerst zouden we langs een informatiecentrum gaan, maar omdat er door anderen iets spectaculairs gesignaleerd was, raceten we langs enkele giraffen en een felgekleurde dwergpapegaai naar een boom waaromheen meerdere busjes stonden. Hoog in de boom lag, veel duidelijker dan vorige keer, een luipaard heerlijk over een dikke tak te hangen. Hij lag er apart bij, twee poten links van de tak, twee rechts daarvan. Heel actief was hij niet; soms bewoog hij z’n staart of kop, maar dat was het. We reden verder en zagen onderweg vele andere mooie beesten, waaronder buffels, giraffen en zwijntjes. Op een gegeven moment zagen we een hele kudde olifanten vlakbij ons, genietend van het water dat ze dronken of over zich heen spoten. Kleintjes zaten er ook bij. Ietsje verder lagen drie leeuwen relaxed in de bosjes te luieren. Op het moment dat de olifanten dit doorkregen, begon een waar spektakel. Een grote mannetjesolifant begon rond de kudde te cirkelen, tetterend met z’n slurf. Ook om ons heen, want wij stonden er tussen. Andere olifanten verzamelden zich toen om alle kleintjes, tetterden mee en dreven de kudde weg. Boos draaide de grote olifant zich om naar de leeuwen, stampend en tetterend, in de hoop ze weg te jagen. Alhoewel de leeuwen hier niet echt op reageerden, vertrok de kudde en was de rust wedergekeerd.
Terwijl de zonsondergang van start ging, reden we terug richting het kamp, onderweg wel pauzerend voor vogels, nijlpaarden en hoentjes. De zonsondergang zelf was vanwege vele wolken en een niet al te beste locatie niet echt geweldig. In het kamp klopten we al het stof van ons af en dineerden we wat later met aardappelpuree, groente, vlees en roti-pannenkoekjes. De rest van de avond hebben we gezellig rond het kampvuur gebivakkeerd, luisterend naar Francis’ en elkaars verhalen.
Dag 14: Katten en een krater
Donderdag 21 juli 2011
Na een rustige nacht braken we vanochtend onze tenten af, ontbeten we met eieren en bacon en stapten we om 8.00 uur de truck in. Voor 13.00 uur moesten we het park uit zijn, dus reden we richting de oostelijke gate (we waren via de westelijke gate het park in gereden). We hadden nog genoeg tijd om een ochtendgamedrive te maken, welke erg gaaf was. Aangezien we alle Big Five al gezien hadden deze reis, gingen we, net als gisteren, voor de aantallen: hoe meer, hoe beter. Maar ook was het babydag vandaag, toen we al vrij snel een nog geen maand oude giraf rond zijn moeder over de savanne zagen huppelen en hem voorzichtig aan de lage boompjes zagen snuffelen. Niet veel later zagen we een cheeta bovenop een termietenheuvel zitten, waarna er een tweede kop tevoorschijn kwam, gevolgd door een derde! Eén voor één liepen ze vervolgens geruisloos door het gras naar een heuveltje en struikje iets verderop, steeds terugkijkend, alsof er nog jongen zouden kunnen zijn. Die zagen we niet, maar wel enkele weerloze impala’s waar ze op af leken te lopen. Helaas gingen ze niet over tot de aanval, maar bleven ze lui in een bosje zitten. Verderop zagen we een groep nijlpaarden en twee jakhalzen, eentje heel dichtbij ontspannen onder een struik. Als laatste waren we getuige van een leeuwin die krampachtig bovenop een termietenheuvel aan de ene kant van de weg lag. Aan de andere kant lag een prachtige leeuw met volle oranje manen, welke het vrouwtje nauwlettend in de gaten hield. Toen de leeuwin besloot iets verder te lopen, volgde de leeuw op gepaste afstand. Het was prachtig om dit spel te zien.
Over enorm uitgestrekte, droge en kale vlaktes van kilometers breed, waar we nauwelijks iets op zagen zitten, reden we naar de uitgang. De Serengeti was voorbij. Bovenop een berg konden we nog even van het kale uitzicht genieten en lunchen. Meteen hierna reden we het volgende Conservation Area in: de Ngorongoro. Wij gingen over een hobbelende 100 km-weg op weg naar een grote krater van 20 km doorsnede. Onderweg reden we eerst weer over kale vlaktes, maar daarna volgde een meer bergachtig gebied (vanwege diverse -inactieve- vulkanen) met lage begroeiing. We passeerden Masai-dorpjes en verschillende herders met grote kuddes koeien of geiten. Vanwege het gehobbel zijn opnieuw enkele van onze grote waterflessen gaan lekken, waardoor we moesten stoppen om een zwembad te voorkomen. Daarnaast waaide er nog een pet weg en liet iemand anders een tas over de rand van de truck vallen. De weg was ontzettend droog, waardoor we continu stof liepen te happen en uiteindelijk ook vies en bruin op onze bestemming aankwamen: Simba Camp, op de rand van de krater, met een prachtig uitzicht over de vlakte in de krater, met onder andere een zoutvlakte, aangezien het water was opgedroogd in dit droge seizoen.
Toen we om een uur of 16 in het kamp waren aangekomen, werden snel de tenten opgezet tussen alle buffelpoep (buffels lopen hier ‘s nachts regelmatig rond) en spurtte iedereen naar de koude douches om zich schoon te spoelen. Tot etenstijd hebben we vervolgens bij enkele stopcontacten gezeten om onze batterijen te bewaken. De laatste dagen hadden namelijk een behoorlijke slag gemaakt op de batterijen van fotocamera’s. Aangezien we hier op meer dan 2000 meter hoogte zitten, was het behoorlijk koud. We waren dan ook erg blij met de ossenstaartsoep, rijst, aardappels en worst bij een heerlijk warm kampvuur. Na Francis’ uitleg over morgen -een bezoek aan de krater met daarna meerdere gelegenheden voor ‘een mooie foto voor thuis’- hebben we met de hele groep een verhaaltje aan Francis verteld. Eén voor één vertelden we in één zin een gedeelte over Sinterklaas, wat erg hilarisch was en Francis erg interessant vond. Tegen tienen was het tijd om naar bed te gaan. Op weg naar de toiletten werden we allemaal opgeschrikt door een kudde zebra’s, die in het kamp waren komen grazen. De vele poep in het kamp komt dus ook van hen af! Er schijnt hier soms zelfs een olifant te lopen, maar die zagen we niet. Daarnaast moesten we alle etenswaren, zeepjes en deo’s in de truck laten en niets buiten de truck laten slingeren, omdat de varkens en zwijntjes hier ‘s nachts actief op zoek naar kunnen gaan. Het is dus weer een fijne beestboel hier! Hopelijk wordt het een rustige nacht.
Dag 15: Met een jeep door de Ngorongoro
Vrijdag 22 juli 2011
Nadat de zebra’s vannacht vredig in het kamp hadden lopen grazen, stonden we om 5.30 uur op. In alle kou en mist braken we de tenten af, ontbeten we en maakten we een lunchpakketje klaar. We verdeelden ons in drie groepen over drie jeeps. Hiermee hebben we de hele ochtend een excursie gemaakt door de Ngorongoro-krater. Terwijl we de krater afdaalden, verdween de mist en zagen we meer van de uitgestrekte krater. Het was nagenoeg een grote, vlakke en kale vlakte met in het midden een opgedroogd meer. In het natte seizoen staat het hier vol met beesten; nu zijn er iets minder, maar nog steeds meer dan genoeg. In een stoet van jeeps reden we over de wegen heen, waarbij we werden begroet door enkele zebra’s, die eveneens genoten van de eerste zonnestralen die door de wolken schenen. Na het zien van enkele impala’s, een jakhals, secretarisvogels, nijlpaarden, nijlganzen, een broedende vogel in een nestje van gras en stenen en nog wat vogels, zagen we in de verte twee donkere stipjes. Het ware twee zwarte neushoorns die door het lage gras aan het rennen waren! Helaas zaten ze net te ver weg om heel goed op de foto te zetten. We zagen nog een arend in een boom en een buffel langs de weg, voordat we in een gebied kwamen met duizenden gnoes en zebra’s. Het had iets weg de Grote Trek, maar dan iets kleinschaliger. Toch was het een machtig gezicht, vooral om er doorheen te rijden en voorrang te moeten verlenen aan gnoes en zebra’s. Net als thuis voor onze zebra’s.
Nadat we enkele zwijntjes gepasseerd waren, zagen we in de verte een hele groep leeuwen: twee mannetjes en meerdere vrouwtjes, smullend van een vers stuk vlees, dat waarschijnlijk niet veel eerder gevangen was. Vlak ernaast lagen een stuk of tien jakhalzen te wachten totdat ze de restjes konden opeten. Iets verderop lagen ook al meer dan tien hyena’s naar het vlees te loeren. De leeuwen bleven echter op hun plek en we gingen verder. Nadat we nog enkele beesten op herhaling hadden gezien, werden we teruggeroepen. De leeuwen waren aan de wandel gegaan. Op de weg stond een enorme file van jeeps, waarlangs enkele leeuwen nonchalant liepen. Het was een spannend moment toen een groot mannetje ons op nog geen halve meter passeerde. Op de weg naar de uitgang van het park spotten we tot onze grote vreugd een nieuw beest: een serval, een wilde kat in de kleuren van een cheeta. Het leek een lief poesje, maar dat zal het vast niet zijn geweest. Rond twaalven hebben we bij de uitgang geluncht, waarbij brutale bavianen ons ons eten afhandig wilden maken.
Over een ontzettend mooie en onbeschadigde weg, welke gesponsord was door de Japanners, reden we naar een dorpje iets verderop, waar de grote truck ons opwachtte na het krijgen van een onderhoudsbeurt. Hiermee reden we verder naar onze nieuwe camping, maar onderweg maakten we nog enkele stops. De eerste was bij de Shirt Shack, waar allerlei (lollige) Tanzaniaanse T-shirts te verkrijgen waren. De volgende stop was bij een uitkijkpunt over een nationaal park met een groot, halfdroog meer. Ten slotte stopten we om een foto te kunnen maken van de grote baobabboom. Omdat deze nu kaal was, waren de wortelachtige takken goed zichtbaar, net als de metersdikke stam.
Halverwege de middag arriveerden we bij Twiga Campsite in Mto Wa Mbu, waar we de tenten opzetten en vervolgens het zwembad in doken. Er stond namelijk geen andere activiteit op het programma, maar warm was het wel. Het was een relaxte middag, waarna we met de hele groep emailadressen verzamelden. Morgen zal namelijk alweer de laatste kampeerdag zijn voor ons allen; de tijd is echter supersnel gegaan! Voor de laatste maal namen we een diner van topkok Pete, een Afrikaanse maaltijd met pasta, vlees, groente en cake. Nadat ik alvast even kennis had gemaakt met de persoon met wie ik de Kilimanjaro zal beklimmen (vanaf overmorgen meer hierover), heb ik met de groep nog gezellig bij de bar gezeten, alvorens voor de laatste keer in m’n ondertussen vertrouwde tentje te gaan slapen.
Dag 16: Afscheid
Zaterdag 23 juli 2011
Alhoewel er een paar personen wilden uitslapen, stond het merendeel van de groep al om 5.30 uur op, waarna we na een licht ontbijtje een uur later werden opgehaald door een lokale gids. Met hem hebben we een vroege culture tocht gemaakt door een klein dorpje. We begonnen op het platteland, waar we tussen de mais-, zoete aardappel- en rijstvelden hebben gelopen. Af en toe was het even balanceren om niet in de modder te stappen. Het verbaasde ons hoe groen en vruchtbaar het hier was. Verspreid stonden vele bananenbomen, met bananen voor de fruitconsumptie, avondmaaltijden en het lokale bananenbier. Onderweg liepen we ook langs diverse simpele hutjes, waar de bewoners -volwassen, kinderen en kippen- gewoon hun ding deden. In een huisje mochten we even rondkijken, waarbij we verrast werden door een motor in de woonkamer. Het viel ons ook op dat overleden dierbaren in de achtertuin werden begraven. Een stukje verder zagen we enkele personen houtsnijwerk maken, om het vervolgens te verkopen aan ons. Er zaten mooie souvenirs tussen. Een jongetje vond het daarnaast erg leuk om aan mijn arm te hangen en aan die van iemand anders om op deze manier te kunnen spelen. Dit was erg geinig.
Eerder deze vakantie zouden we een schooltje bezoeken, maar dat kon destijds niet doorgaan. Om dat te compenseren, hebben we vandaag een weeshuis bezocht; de kinderen van de school ernaast waren naar de kerk omdat het zaterdag was. In het weeshuis waren 16 kinderen aanwezig en twee pleegouders, die allen blij waren ons te zien. Binnen hingen christelijke leuzen en eenvoudige tekeningen aan de muren. Nadat we welkom waren geheten, zongen de kinderen een liedje voor ons, waarna we ze trakteerden op pennen, potloden, schriften en spelletjes. Buiten maakten we met z’n allen een groepsfoto. Na deze belevenis, kregen we iets verderop de gelegenheid om het lokale bannenbier te proberen. Het glas bier zag er vanwege een enorm korrelige schuimlaag niet echt lekker uit, maar na het verwijderen hiervan konden we proeven. De meningen waren verdeeld. Zelf vond ik het nasmaakje nogal vreemd. De tour zat er hiermee op en terug bij het kamp namen we een uitgebreid ontbijt, waarna we richting onze volgende bestemming reden: Moshi.
Onderweg hebben we echter nog genoeg gedaan om de lange rit van 200 km (over een goede weg) op te breken. Zo stopten we eerst bij The Heritage, een groot complex niet alleen maar vol stond met souvenirs, maar ook het centrum was voor tanzaniet, een diamantachtig gesteente waar ontzettend dure juwelen van worden gemaakt. Een Indiër liet ons enkele bakjes met nauwkeurig geslepen stenen uit de kluis zien die waardes hadden van een paar honderd tot een half miljoen dollar. Het verbaasde ons daarom ook niets dat er een hoge muur met schrikdraad om het gebouw heen stond. Twee meiden van de groep mochten een steen op hun hand houden om die in de buitenlucht beter te bekijken. Toen ze achteraf hoorden dat ze 9000 dollar hadden vastgehouden, vielen hun monden open en vroegen ze zich af waarom ze daar iets eerder het tanzaniet niet in hadden gestopt. Het was allemaal mooi om te zien, ook de sieraden, maar vanwege de hoge bedragen ging niemand over tot de koop ervan. Dit is echt iets voor rijkelui over de hele wereld, zoals Bill Clinton, wiens foto met trots aan de muur hing. Na dit bezoek hebben we zo’n drie kwartier rondgekeken bij het Snake Park. Niet alleen kon je hier één van de vele T-shirtjes halen (waaronder ‘T.I.A. – This Is Africa’, iets dat zowel positief als negatief opgevat kan worden, ‘I Survived the Snake Park’, en ‘If You Can’t Climb It, Dink It – Kilmanajaro Beer’), maar bovenal kon je allemaal Afrikaanse slangen bekijken. Achter glas zaten vele grote, dikke, dunne, kleine, lange en minder lange slangen, welke een stuk actiever waren dan verwacht. Ok, het is misschien een beetje nep na al die safari’s, maar het was leuk om op deze manier toch nog wat meer beesten te zien; beesten die je eigenlijk ook niet in het wild wil tegenkomen. Daarnaast waren er hier enkele gewonde uilen en arenden die verzorgd werden, en waren er schildpadden en krokodillen die we vast mochten houden, waarna ze met wat pech over je heen plasten.
Na weer een ritje in de truck stopen we in Arusha, een groot stadje waar we bij de supermarkt en/of bij de ernaast gelegen tentjes inkopen konden doen, waaronder onze lunch. Alhoewel de markt echt voor de locals was, met oude kleding, groente en fruit, waren de eetteentjes voor toeristen, getuige de banketbakker en Italiaanse ijszaak. Veel later dan gepland begonnen we aan onze laatste rit naar Moshi. We merkten aan alles langs de weg dat het hier veel meer toeristisch was en de bevolking rijker was. Onderweg reden we eerst langs de Mount Meru, de een-na-hoogste berg van Afrika. Niet veel later vormde zich tussen de mist en wolken het silhouet van de hoogste berg: de 5895 meter hoge Kilimanjaro.
Bij Honeybadger Campsite zette iedereen zijn tent op, behalve ik. Het zou mijn laatste avond met de groep zijn vanwege mijn beklimming morgen en ik zou in een hotel slapen. Wel maakte ik het laatste avondmaal mee. Het was sowieso een afsluitende afscheidsavond, want hulpgids George gaat er morgenvroeg vandoor, waarna kok Pete en chauffeur Steve de rest van de groep zal afzetten in Dar Es Salaam (voor een paar laatste dagen op Zanzibar) om meteen daarna terug te rijden naar Nairobi. De gezamenlijke kampeervakantie kwam hiermee tot een eind. Speciaal daarvoor hadden enkele van ons gekookt, waaronder bietjes, worstjes, fetakaas en, ongelooflijk maar waar op een kolenvuurtje, appeltaart. Iedereen vond het lekker, waarna er druk geteld werd over alle bonnen van de inkopen van het eten (om zodoende teveel ingelegd etensgeld terug te kunnen krijgen) en zijn er fooienpotjes gemaakt voor de crew. Hierna was het tijd voor ieder crewlid om een afscheidsboodschap voor te dragen. Ook ik deed hieraan mee. Iedereen had een topvakantie gehad; het was een geweldige groep die één familie was geworden en waarmee we zoveel leuke en mooie momenten hebben gehad. Om 21.30 uur vond ik het daarom ook erg jammer om afscheid te moeten nemen van deze fantastische mensen. Met een taxi werd ik samen met Erwin, een 28 jaar oude reiziger van Koning Aap, naar het Kindoroko Hotel in Moshi gebracht. In een kamer vol met muggen heb ik vervolgens al mijn spullen uitgezocht voor de aankomende Kilimanjarobeklimming, alvorens in een lekker bedje te kunnen slapen.