Melbourne, Phillip Island & Great Ocean Road
Dag 3: Wandelen door Melbourne en marcheren met pinguïns
Zondag 18 oktober 2015
De tweede vlucht verliep voorspoedig, ondanks dat ik zelf niet bepaald veel heb kunnen slapen. Gelukkig was de film Ant-Man wel erg vermakelijk! Tegen negenen kwamen we aan in Melbourne, een grote stad in het zuidoosten van Australië, met een inwoneraantal van zo’n 4,5 miljoen. Op Antarctica na had ik nu voet gezet op elk werelddeel! Al duurde het wel even voordat ik het vliegveld uit kon lopen, aangezien de afhandeling bij de douane een eeuwigheid duurde. Met de SkyBus was het eenvoudig om in een half uurtje bij Southern Cross Station in het centrum te komen. Van daaruit was het nog slechts een klein stukje lopen naar het YHA Melbourne Central Hostel. Inchecken ging helaas nog niet, maar wat was het fijn dat ik na zo’n enorme reis eindelijk een lekkere douche kon nemen! Tijd om heerlijk bij te komen na m’n vlucht had ik mezelf niet gegund; daarentegen had ik een behoorlijk volle dag gepland. Ideaal om meteen in het ritme te komen en geen last te gaan krijgen van een jetlag!
Ondanks dat ik me helemaal aan de andere kant van de wereld bevond, was daar in de praktijk niet heel van te merken, aangezien het hier ontzettend westers aanvoelde. Het was een beetje een combinatie van de moderne grote steden in Europa, Amerika en Azië, maar tevens met wat klassieke invloeden. Een mooi voorbeeld daarvan waren de vele tramlijnen die kriskras door de stad heen gingen. Een jaar geleden besloot de overheid om alle trams in het centrum gratis te maken, in plaats van alleen de vrij toeristische circle tram die een rondje om het centrum maakte. De normale trams zagen er allemaal modern uit, maar het toeristentrammetje was echt nog een klassieker, dat tuffende geluiden maakte als het optrok. Ik besloot echter om te lopen. In tegenstelling tot wat ik eerder had gedacht was het weer hier een stuk minder. Het was nog best fris en een jas was noodzakelijk; ook was het behoorlijk bewolkt. In de middag kwam daar zeker verandering in, maar de 25 graden werd zeker niet gehaald. Dat wordt vast bewaard voor de oostkust later deze reis. Grote en hoge gebouwen werden afgewisseld door kleinere terwijl ik door de straten liep. SeaLife liet ik links liggen (rechts eigenlijk) en ik kwam aan bij het grote Flinders Street station -kenmerkend door z’n grote klok op de voorgevel- met daaromheen vele kleine winkeltjes en eettentjes. Ernaast lag het belangrijkste plein van de stad: Federation Square. Toen ik hier aankwam liep een marathon op z’n eind; mensen langs de zijlijn waren deelnemers enthousiast aan het aanmoedigen voor de laatste paar meters. Het zonnetje was doorgebroken en op het plein zaten mensen elkaar op te wachten, te relaxen of te eten. Melbourne is een culturele stad en deze maand vond ook het Arts Festival plaats. Een orkest was een podium allerlei muziek aan het maken, variërend van klassieke stukken tot de tunes van Sesamstraat en Game of Thrones. Aan het plein lag het ACMI, het Australian Center for Moving Images, oftewel een museum over het bewegende beeld. De vaste tentoonstelling was gratis te bezoeken en zeker de moeite waard. In erg moderne opstellingen werd hier laten zien hoe Australië zich op de kaart had gezet wat betreft tv-series, films en games. Klassieke en bekende voorbeelden waren Neighbors, Skippy the Bush Kangaroo en Mad Max, waarvan een grote auto in het museum stond opgesteld. Met de tune van Skippy in m’n hoofd liep ik naar een cultureel centrum aan de overkant, maar hier was werkelijk niets te beleven. Ten zuiden van het centrum, waar ik me nu bevond, stroomde de rivier de Yarra. Langs de kade had je een leuk uitzicht over de bruggen en de hoge zakengebouwen aan de overkant. Het parkje dat hier lag sloeg ik over, aangezien de marathon daar dwars doorheen liep.
Na een lunch liep ik het centrum in via Hosier Lane, een klein straatje waarbij het artistieke aspect van de stad duidelijk werd in de vorm van graffiti art. Alle muren van dit steegje waren beklad met graffiti, dat met mooie figuren zeker niet lelijk was. Een enkele kunstenaar was bezig om een leeg plekje verder te versieren. Op deze zondagmiddag was het behoorlijk druk in de winkelstraten van het centrum. Zowel grote bekende winkels als voor ons onbekende zaakjes werden goed bezocht door de lokale bevolking. De musical The Lion King wist met een middagvoorstelling ook veel publiek te trekken. Winkelen hoefde van mij niet zo, dus ik liep een beetje heen en weer door de straten, totdat ik in Chinatown terecht kwam. Kleinere Chinese zaakjes hadden hier de overhand. Een frisse bubbelthee ging er wel in! Niet alleen hier, maar ook in de rest van de stad viel het me op dat er best wat Aziaten rondlopen in Melbourne. Ik was benieuwd of dat voor het hele land zou gelden. M’n route liep langs het gemeentehuis en de grote bibliotheek, een groot klassiek gebouw met een grasveld voor de deur. Dit veld werd door mensen gebruikt om in het zonnetje uit te rusten. Door anderen werd het juist gebruikt om te protesteren over Syrie. Enkele journalisten hadden zich hier ook verzameld om er verslag van te doen. Een kleine tentoonstelling over schetsen, dat zich in de bibliotheek bevond, was niet heel spannend. Ik liep verder door de straten vol met mensen, auto’s, stoplichten, werkzaamheden, trams, standbeelden en fietsers, die hier in tegenstelling tot Nederland allemaal een helm droegen. M’n laatste bezoek was de Great Victoria Market. Deze ouderwetse en deels overdekte markt was, zoals de naam al doet vermoeden, erg groot! Als je echt op een traditionele manier wil winkelen, dan kan je hier uren ronddwalen. Je had hier ambachtelijke slagerijen, kraampjes met vers fruit en groente, bakken met vis, maar ook hele afdelingen met huishoudelijke spullen, souvenirs en kleding. Met typische Australische accenten werden bezoekers verleid tot de koop van iets. Opmerkelijk genoeg kon je hier zelfs poffertjes (Dutch pancakes) kopen, maar zoveel heimwee naar huis had ik nog niet. In plaats van terug naar m’n hostel te lopen nam ik de circle tram, die in het noordwesten echter een andere kant op sloeg, naar de remise. Ik stapte op tijd uit en bevond me nu bij de jachthaven van de stad. Witte zeilbootjes dobberden in het water, met daaromheen appartementen en eettentjes aan de kade. Ik stapte een nieuwe tram in en keerde terug. In m’n kamer had ik eventjes tijd om uit te rusten, maar al snel ging ik weer op pad om naar een hotel te gaan in de buurt van Flinders Street Station. Ik had namelijk nog een tweede deel van de dag ingepland.
Toen ik aan kwam lopen stond The Little Penguin Bus al voor me klaar. Chauffeur en gids Mac, een man met een petje met een pinguïnknuffeltje erop, verwelkomde me vriendelijk. In het busje zaten nog een viertal andere mensen, ietwat aan de oudere kant, Amerikanen die voor een paar maanden een hele reis aan het ondernemen waren. Het waren gezellige personen, waardoor we ons niet hoefden te vervelen gedurende de twee uur die we vervolgens kwijt waren aan het rijden. Mac bracht ons naar Phillip Island, een eiland ten zuidoosten van de stad. Onderweg vertelde hij van alles over de omgeving en kwam hij met leuke anekdotes. Het was voornamelijk boerenland dat we tegenkwamen, met welbekende zwart-witte Hollandse koeien (Frysians) voor verse melk en bruine koeien voor de chocolademelk. Mac vertelde over de aspergegroei hier, en hoe Melbourne zo’n grote stad was geworden. Een kleine stop bij een benzinepomp en een McCafe zette hem ertoe aan om te vertellen dat de Burger King hier problemen had met de rechten van de naam en daarom onder de naam Hungry Jack’s opereerde (en nadat ze de rechten hadden verworven toch Burger King zijn gaan heten, maar vanwege een plotselinge daling in bezoekersaantallen toch weer hun oude naam invoerden). Algemene informatie over het land kwam ook voorbij, net als verhalen over de taal (spreek Melbourne uit als Melbin) en de dieren die hier leefden. Aangekomen op Phillip Island haalden we nog twee personen bij een resort op, en nog twee personen die waren gaan kijken bij motorraces. Alhoewel wij aan onze kant geen drukte op de weg hadden ondervonden (het was immers zondag), was het hier op de andere weghelft wel een stuk drukker. Met name vele motoren reden weg van het grote racecircuit dat hier lag. Wij kwamen echter voor de Penguin Parade, een bijzondere dagelijkse gebeurtenis aan de kust vlak na zonsondergang. Maar voordat het zover was, hadden we nog genoeg tijd om een uitgebreid rondje door het duinachtige gebied te maken. Enkele konijnen zagen we hier vrolijk rondhuppelen, enkele vogels (zowel meeuwen als arenden) vlogen door de lucht, en bij een uitkijkpunt met hoge kliffen hadden we een prachtig uitzicht over de helderblauwe oceaan. Golven klapten tegen de kliffen. Er stond een stevig windje en wat warmere kleding en een jas waren zeker geen overbodige luxe. In het duingebied leefde echter meer en we hadden het geluk om beide diersoorten te zien. Enkele wallaby’s, een soort kleine kangoeroes, sprongen vrolijk rond in het duingras. Eentje had zelfs een kleintje in de buidel zitten; dit zag er echt lief uit! Ook konden we in een holletje een kleine pinguïn zien zitten, argwanend kijkend naar die grote mensen voor haar huisje. Twee paar oogjes achter het beestje verraadde de aanwezigheid van twee jonkies. Kleine pinguïns zijn de kleinste van de zeven bestaande pinguïnsoorten en komen hier in grote getale voor. Deze wit met blauwe pinguïns verblijven hier in holletjes en gaan elke paar dagen voor een dag of twee/drie de oceaan in om op jacht te gaan naar voedsel. En elke dag komen er dus ook weer zo’n 1500 pinguïns de zee uit om terug te gaan naar hun holletje. En dat was precies waar de Penguin Parade over ging.
We werden gedropt in een bezoekerscentrum waar je kon eten, souvenirs kon kopen en van alles en nog wat over pinguïns kon leren. Een paar babypinguïns waren hier ook te aanschouwen. Op een bord stond een teller die aangaf hoeveel pinguïns er gisteren het water uit waren gekomen en op welk tijdstip dat was. De meer dan 2000 toeristen die zich hier hadden verzameld konden buiten over houten bruggen lopen naar twee grote tribunes op de duinen, waar we allemaal konden wachten op het verschijnen van de pinguïns. De frisse en stevige wind zorgde ervoor dat iedereen het behoorlijk koud had, maar gelukkig hadden wij van Mac een warme deken gekregen. Er werd continu weer heel duidelijk gemaakt dat het maken van foto’s en video’s verboden was, om te voorkomen dat de dieren gestoord en verblind zouden worden door ons. Lampen waren er wel, maar straalden speciaal licht uit dat tevens niet te fel was voor de beestjes. De pinguïns lieten even op zich wachten, maar op een gegeven moment verscheen er 1 nieuwsgierige kleine pinguïn uit de golven, om voorzichtig het strand op te waggelen. De reden dat ze pas na zonsondergang kwamen, was dat roofvogels anders op de loer zouden liggen. Een tijdje later verscheen er een groepje van zo’n 10 pinguïns. Een enkele vond het toch wel een beetje eng en rende na een paar meter toch weer snel terug naar het water. De rest van het clubje haastte zich naar het stuk duin dat tussen de twee tribunes lag. Ze leken totaal geen last te hebben van alle personen die vol enthousiasme naar hen zaten te kijken. Het was grappig hoe te zien dat de pinguïns niet bepaald gebouwd waren voor het leven op het land. Met hun kleine pootjes hadden ze nog best wat moeite om een sprintje te trekken op het strand. En zo volgden er nog vele malen groepjes met zo’n 10 a 20 pinguïns. Iets verderop kwamen ze daarentegen in een hele rij achter elkaar het land op. Het was een enorm leuk gezicht om deze kleine beestjes te zien lopen, en hoe ze soms bijna over elkaar heen struikelden als de eerste plotseling stil begon te staan. Sommigen maakten wat geluidjes. Van Mac mochten wij, in tegenstelling tot vele andere tourgroepen, tot het allerlaatste moment blijven. Dit had als voordeel dat we de ‘boardwalk’ tegen het eind bijna voor onszelf hadden. Deze houten paden liepen tussen de duinen waar de pinguïns hun holletjes hadden gebouwd en vele pinguïns waggelden vrolijk in rijen onder ons door en langs ons heen. Je kon prima op je hurken langs het hekwerk gaan zitten om vervolgens een groep pinguïns vlak voor je ogen langs te zien lopen, twee volwassenen te zien vechten om een holletje, of twee pluizige bolle kleintjes met elkaar te zien spelen. Dit was echt superleuk om te zien en zeker de moeite waard! Om 21.30 uur stapten we weer allemaal het busje in. Bij het wegrijden moest Mac nog wel even oppassen, aangezien de pinguïns zich ook hier zouden kunnen bevinden, alhoewel dat in de praktijk niet heel vaak gebeurde. De terugreis duurde ook wel weer even, maar we konden allemaal met mooie herinneringen terugkijken op deze namiddag en avond. Het was me het dagje wel, en eindelijk kon ik in het hostel weer eens in een echt bed gaan liggen. Dat zou toch een stuk beter slapen dan de afgelopen twee nachten!
Dag 4: De weg langs de oceaan
Maandag 19 oktober 2015
Wie dacht dat ik na zo’n druk en vermoeiend begin van de reis de tijd zou nemen om lang te slapen en bij te komen, heeft het mis. Om 7.15 uur stond ik namelijk al in de 7-Eleven (de supermarkt die je op elke hoek van de straat vindt, net als in heel Azië) om een ontbijtje te kopen. Een kwartier later werd ik namelijk bij het hostel opgehaald voor een hele bijzondere tour naar een van de meest populaire regio’s van Australië: de Great Ocean Road. Zo’n twee uur ten westen van Melbourne is een kleine honderd jaar geleden een ontzettend lange weg gebouwd langs de kust, welke nog veel verder naar het westen loopt. De weg loopt langs de blauwe oceaan, slingerend over en langs de kliffen, kleine dorpjes met elkaar verbindend. Gids Darryl zou mij, samen met een groep die voornamelijk uit Aziaten (maar ook twee Duitsers) bestond, gedurende de hele dag de beste plekjes van de Great Ocean Road laten zien. Maar eerst hadden we nog de reis ernaartoe, waarbij we onder andere over de langste brug van het land reden en bij een kleine baai konden genieten van meegebrachte cake en thee. Onderweg vertelde Daryll dat hij op verschillende plekken in de wereld gids was geweest en nu hier graag de toeristen het een en ander liet zien. Vanaf de bijrijdersstoel (aan de linkerkant, aangezien men hier links rijdt en de bestuurder rechts zit) had ik het beste uitzicht van de hele groep. En dat was vandaag vooral erg belangrijk, want de omgeving waar we doorheen reden was adembenemend mooi! Het was een prachtige zonnige dag, waarbij de temperatuur beduidend hoger lag dan gisteren. Op een zeker moment bereikten we het officiële begin van de Great Ocean Road, dat met een poort over de weg werd aangegeven. De Aziaten vonden het bij deze stop ook prachtig om op een strand te zijn; schijnbaar hadden zij deze thuis niet. Enkele andere stops maakten we bij uitkijkpunten, waarvandaan we een prachtig uitzicht hadden over de kust. Hoge geelbruine kliffen en donkerbruine rotsen werden afgewisseld met helderblauw water en witte golven. Langs de weg had je veel groen, met verschillende bomen en struikjes. Ook waren er hier en daar luxe huizen gebouwd. Op sommige plekken waren veel kale dode bomen te vinden. Dit had echter niets te maken met droogte, bosbranden of ziektes. In plaats daarvan waren koala’s de grote boosdoeners. Koala’s komen hier in grote getale voor en trekken individueel van boom naar boom om deze volledig kaal te vreten. Het zijn dieren die zo’n 20 uur per dag slapen en de rest van de tijd spenderen aan het opeten van eucalyptusblaadjes. Bij een camping (Kennett River Camp) in de buurt zou de kans vrij groot zijn om koala’s aan te treffen, dus maakten we daar een stop. We waren zeker niet het enig busje met toeristen dat hier op af was gekomen, en voor we het wisten stonden we tussen de vele andere toeristen vogels te voeren. Deze waren hier namelijk ook, en veel opvallender aanwezig. Gekleurde kleine papegaaien en witte kaketoes vonden de aanwezigheid van de toeristen allesbehalve vervelend. In twee bomen troffen we een koala aan. Heel vredig zaten beide beestjes op de takken, hun armen om een andere tak heen geslagen en hun klauwen in de tak gestoken. Hoe vredig ze er ook uitzagen, het bleven wilde beren, vertelde Darryl, en je wilde dan ook liever geen klauw in je gezicht krijgen. Koala’s staan er verder om bekend niet tot nauwelijks lichaamstaal en emoties te tonen, waardoor je nooit weet of die ogenschijnlijke vredigheid wel zo gemeend is. Toch doen ze geen vlieg kwaad als ze daar zo in de bomen zitten. We reden weer verder en stopten bij een klein dorpje dat eens per jaar een wel heel bijzondere triatlon organiseert: eerst een stuk zwemmen, dan een stuk de heuvel op rennen om vervolgens een liter bier weg te zuipen. Wij kwamen hier om bij een uitkijkpunt weer van de groene (en blauwe) omgeving te kunnen genieten, en om daarna bij een restaurantje in Apollo Bay te kunnen genieten van een lunch met onder andere een gebakken vis, mosselen en vleestaartjes.
Hierna liep de Great Ocean Road een stuk door een jungle, met boomsoorten die overeenkwamen met die in het noordoosten van het land en, op de sequoia’s in de VS na, de hoogste bomen ter wereld waren. We liepen een klein stukje door de jungle van Maits Rest heen alvorens verder te rijden. Bij een duingebied maakten we een korte wandeling tussen het gras en lage struikjes, waarbij we uit konden kijken over de klippen en de oceaan links van ons. Er werd gewaarschuwd niet in de buurt te komen van de levensgevaarlijke kliffen. De zon scheen fel op de rotsen, waardoor deze mooi verlicht werden. De laatste twee locaties draaiden we vanwege de drukte om. We begonnen bij een baai met een strandje, dat helemaal was afgesloten door de hoge rotsen. Meerdere rotsen bevonden zich hier ook in het water. Het contrast van geel, bruin, groen, blauw en wit was prachtig om te zien. De laatste stop vertoonde iets soortgelijks: we waren aangekomen bij de Twelve Apostles, een stuk kust waarlangs in het verleden twaalf rotsen in het water recht overeind hebben gestaan. Een rots had zelfs een boog, volledig uitgeslepen door de erosie van het opspattende water. Deze boog was er echter niet meer, aangezien deze niet eens zo lang geleden in elkaar was gestort door de aanhoudende erosie. Ook enkele andere rotsen waren niet meer aanwezig, waardoor je er nu een stuk of zeven kon tellen. Desondanks zag dit stuk kust er spectaculair uit! Het was dus meteen ons eindpunt en het kostte nog zo’n 2,5 uur voordat we weer terug bij de stad waren. Ondanks de vrolijke muziek van de Australische band Thirsty Merc, een favoriet van Darryl, viel de overgrote meerderheid toch in slaap. Tegen achten werden we allemaal weer netjes bij onze verblijfplaatsen gedropt. Het was een mooie dag!
In het hostel rustte ik eventjes uit voordat ik op zoek ging naar een plekje om te eten. Later op de avond heb ik –alsof ik nog niet genoeg had gedaan- nog even een kijkje genomen bij het hele complex de Crown-hotelketen, dat zich vlak bij het hostel bevond, aan de overkant van de Yarra. Het ging hier niet alleen maar om het hotel, maar er waren hier ook vele chique designerwinkels, luxe restaurants en een groot casino. Mensen waren allemaal behoorlijk chique gekleed. Voornaamste reden om hier te kijken was de korte show die zich hier buiten op de boulevard elk uur afspeelde. In plaats van een ‘traditionele’ fonteinenshow was het water hier vervangen door vuur, waardoor er zo’n drie minuten uit verschillende pilaren vuur de lucht in werd geblazen. Een leuk gezicht! En toen was het toch echt tijd om uit te rusten in het hostel!
Dag 5: Een reis naar het verleden en noorden
Dinsdag 20 oktober 2015
Het was de eerste ochtend waarop ik sinds het begin van m’n reis weer even op een rustige manier wakker kon worden. Dat was ook wel weer eens lekker. Toch wilde ik nog wel wat doen alvorens ik m’n reis zou vervolgen. Na een ontbijtje bij Gloria Jeans Coffees pakte ik de druk bezochte circle tram naar het noordoosten van het centrum. Hier bevonden zich de groene Carlton Gardens met daarin het klassieke Royal Exhibition Building. Hierachter lag het moderne Melbourne Museum, een perfecte plek om de rest van deze ochtend door te brengen en het een en ander te leren over zowel de stad als het land. En de vele tentoonstellingen in dit museum waren zeker de moeite waard! Zo ging men helemaal terug naar de tijd dat de aboriginals hier nog de enige personen waren. Vele houten attributen van hen waren hier zichtbaar, waaronder uiteraard de klassieke boemerang. De gebeurtenissen nadat de Engelsen aan land waren gekomen kwamen ook in beeld, evenals een stukje over het leven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het menselijk lichaam en het brein kwamen eveneens aan beeld. Ten slotte waren er nog zeer imposante opgezette dieren en fossielen van dinosaurussen te bekijken (waaronder het bekende racepaard Phar Lap), tezamen met insecten, vissen en stenen in het natuurhistorische gedeelte van het museum.
De circle tram bracht me weer terug naar het hostel, waar ik m’n bagage ophaalde, om daarmee vervolgens naar het station te gaan. Met de SkyBus ging ik terug naar het vliegveld, aangezien m’n avontuur in de staat Victoria erop zat. Melbourne was in ieder geval een erg fijne stad om te bezoeken; er hing een relaxte sfeer, de mensen waren vriendelijk, de stad was schoon en tevens van alle gemakken voorzien. Maar nu was het tijd om het warmere noordoosten op te gaan zoeken, om van daaruit m’n weg langs de oostkust naar het zuiden te vervolgen. Jetstar is een relatief goedkope vliegmaatschappij (enigszins vergelijkbaar met Easyjet) met allerlei lokale bestemmingen. Cairns is er daar een van. Vliegen is in Australië vanwege de enorme afstanden een veel goedkopere en snellere optie dan het nemen van de bus, en het waren dus zeker niet alleen maar toeristen die hier op het vliegveld aanwezig waren. Je merkte daarom dan ook dat alles een stuk vlotter en makkelijker verliep dan met internationale vluchten op andere vliegvelden. Met een vertraging van een half uur (tja, vlot of niet, vertraging kan altijd) vertrokken we om 16.30 uur voor een reis van iets meer dan 3 uur. Uiteraard was er geen gratis eten en drinken aan boord.
Bij de landing in Cairns merkte ik dat het ontzettend bewolkt was en bij het verlaten van het vliegveld viel het op dat het vandaag geregend had. Gelukkig was het nu droog. Het klimaat was hier totaal anders dan in het zuiden. Het voelde veel klammer, warmer en vochtiger aan. Nog niet helemaal zoals in Zuidoost-Azië, maar het kwam in de buurt. Met een shuttlebus ging ik samen met enkele andere backpackers richting het centrum van Cairns, waar ik bij Travellers Oasis werd gedropt. Ik werd hier door een vrolijk hippie-achtig vrouwtje ontvangen, waarna me van alles over Cairns werd verteld en ik een grote tour kreeg door het hostel. Een centrale open binnenplaats met een zwembad scheidde de verschillende gebouwtjes. In tegenstelling tot het hotelachtige hostel in Melbourne was dit echt een typisch vrolijk hostel voor backpackers, met lounges, een keuken en over het algemeen veel meer sfeer. Wel allemaal op een hele laidback manier. Dat was overigens heel Cairns. Dit was geen grote moderne stad, maar typisch een plaats waar 90% bestaat uit backpackers die erop uit trekken naar de twee grote bezienswaardigheden hier in de buurt, of om andere activiteiten te ondernemen. De straten waren nagenoeg verlaten, hoge gebouwen waren er niet, en het enige leven was te vinden in de straten aan de kant van het water. Ik moest nog op zoek naar eten, dus dat was meteen een mooie manier om kennis te maken met Cairns. De enige personen die je rond zag lopen waren backpackers, voornamelijk gekleed in simpele shirtjes en korte broeken. Enkele winkeltjes waren nog open, welke voornamelijk gericht waren op zwem- en duikspullen, andere kleding, sieraden en souvenirs. Een behoorlijke hoeveelheid kleine eettentjes en bars was hier te vinden, waarbij de terrasjes vol zaten met enthousiaste backpackers. Simpel eten zoals burgers, kebab, pizza en pasta werd op veel plekken geserveerd. Muziek schalde hier en daar bij bars uit de speakers, maar ook een enkele straatmuzikant probeerde z’n brood bij elkaar te spelen. Bij het water was een openbaar zwembadje, alhoewel ik betwijfel of daar overdag gebruik van wordt gemaakt. Ik betwijfel of ik daar nog achter ga komen, omdat ik de komende vier dagen dat ik hier verblijf, overdag niet aanwezig zal zijn. Palmbomen waren ook op de esplanade te vinden. Tussen de eettenten in bevond zich de Night Market, een hal met allemaal tafels en stoeltjes met daaromheen allemaal Aziatische tentjes waarbij je voor een bepaald bedrag een bordje kon kopen en bij allerlei bakken zelf je eten kon opscheppen; ideaal! Erachter had je nog vele zaakjes waar ze toeristische souvenirs verkochten, waaronder boemerangs, didgereedoos, bordjes met overstekende kangoeroes, poppetjes gemaakt van pistachenootjes en chocolaatjes in de vorm van koala’s. Je kon je hier ook laten masseren. Op de terugweg liep ik langs twee bomen die vol zaten met kleine papegaaien, die allemaal maar erg graag lieten weten dat ze ook van de partij waren. Ik keek uit naar de komende vier dagen, aangezien ik morgen een trip zal gaan maken naar een tropisch regenwoud en ik me daarna drie dagen op en in de oceaan zal bevinden!