Kuta (Bali), deel 1
Dag 149: Naar het eiland der goden
Maandag 6 augustus 2012
In m’n hostel voelde ik me te moe om nog iets in Singapore te doen, ondanks dat ik eigenlijk nog graag naar het Asian Civilizations Museum was gegaan. Ik had in principe kunnen gaan, maar dan had ik me wel moeten haasten, waar ik niet heel erg veel zin in had. Ik deed daarom niet bijster veel en bleef in het hostel zitten om te internetten en om me in te lezen op m’n volgende bestemmingen. Om 12 uur checkte ik uit en liep ik met m’n rugtassen naar de MRT. Net zoals op de heenweg was er een nagenoeg directe verbinding naar het vliegveld, waarbij ik slechts eenmaal even moest wisselen van trein om op het juiste zijspoor terecht te komen. Tegen enen arriveerde ik op Singapore’s grote Changi Airport, waar ik de skytrain nam naar de juiste terminal. Vanwege de grootte van het vliegveld had ik verwacht dat het inchecken wel enige tijd zou duren, maar dit ging verrassend snel. Bij een automaat kon ik inchecken, waarna ik meteen aan de beurt was om m’n tas af te geven. Het was nu nog tot 15 uur wachten voordat de boardingprocedure zou beginnen. Gelukkig was deze luchthaven groot genoeg om jezelf voor lange tijd te vermaken. De vlindertuin bevond zich helaas in een andere terminal, maar wel kon ik rondkijken bij de vele restaurants en winkeltjes. Er was daarnaast nog een kleine tentoonstelling over de zakelijke successen van Singapore, welke tevens vele producten van eigen bodem promootte, zoals elektronica. Verder keek ik naar de opvallend mooie vertrekhallen; had ik eerder al een apart kunstwerk van vele ‘regendruppels’ gezien, kon ik nu naar een grote hoeveel bloemen kijken, welke sierlijk in aangelegde ‘tuintjes’ door de hal verspreid stonden. Het boarden verliep mooi op tijd, maar helaas duurde het nog wel lang voordat we eindelijk het vliegtuig in konden. Met een uur vertraging stegen we om 17 uur uiteindelijk op, voor een 2,5 uur durende vlucht naar Denpasar op Bali.
Na een uitstapje van meer dan zeven weken was het tijd om terug te keren naar Indonesië. In tegenstelling tot mijn eerste bezoek zal het ditmaal niet bij één eiland blijven. In plaats daarvan zal ik meerdere plekken in het oosten van Indonesië aandoen, te weten Bali, Lombok, de Gili’s en Komodo. Dat is inderdaad een hele hoop in drie weken, maar ik zal elke plek dan ook maar kort aandoen. M’n voornaamste reden om hierheen te gaan is om nog een paar mooie plekken te zien en heerlijk te relaxen, om zodoende m’n reis in stijl af te sluiten. Ja, het einde komt namelijk al in zicht, iets dat een vreemd idee is. Maar gelukkig is het nog niet zover en kwam ik in het donker eerst aan op Bali, het zogenaamde ‘eiland der goden’. Ik kreeg een nieuw visum in m’n paspoort geplakt en kocht bij een balie een ticket voor een taxi; het was weer even omschakelen naar de hoge bedragen van roepia’s. De taxi bracht me in een half uurtje door slingerende straten met eenrichtingsverkeer naar Kuta, de populairste en meest toeristische strandwijk van het eiland. Accommodatie had ik van tevoren al geregeld, want ik ging ervan uit dat de meeste hostels en hotels al volgeboekt zaten nu het augustus, het hoogseizoen, was.
Rond negenen kwam ik aan bij het hostel, dat er prima uitzag. Ondanks dat ik in een dorm zat met 16 personen, merkte je daar maar weinig van, aangezien iedereen zijn eigen afgeschermde bed had. Ik was moe en wilde snel naar bed. Toch wilde ik dit niet doen zonder gegeten te hebben, dus liep ik op de hoofdweg een willekeurige richting op. Langs deze weg was het enigszins druk van de toeristen; veel Australiërs, maar ook vele andere westerlingen. Het aantal Aziatische toeristen was gering. In de straat bevonden zich vele restaurantjes, barretjes, souvenirwinkeltjes, supermarktjes en zaakjes waar je geld kon wisselen. Het ondernemen van een massage leek ook overal mogelijk te zijn. Vanuit sommige bars klonk muziek, waarvan sommige live (maar niet altijd even zuiver) klonk. Ik liep enige tijd rond door nog een paar straatjes en kwam erachter dat het hier stukken groter was dan ik van tevoren had gedacht. Het strand kwam ik bijvoorbeeld nog helemaal niet tegen. Bij een restaurantje, met helaas hogere prijzen dan op Java, nam ik weer een typische Indonesische maaltijd, alvorens terug te lopen naar m’n hostel. Ik wilde uitrusten en zal de komende drie dagen nog meer dan genoeg tijd hebben om de buurt te zien.
Tip van de dag: als je zin hebt om een film te kijken, dan kun je dat hier niet doen in een bioscoop. Wel zou je een keuze kunnen maken uit de enorme hoeveelheid illegale dvd’s die hier in winkeltjes worden aangeboden. Je laptop moet dan wel over een dvd-drive beschikken. De dvd’s mee naar huis nemen lijkt me een minder geslaagd plan.
Opvallend feitje: een taxi bij het vliegveld heeft een vast hoog bedrag naar de stad, terwijl een taxi van de stad naar het vliegveld gewoon via de meter -en dus veel goedkoper- kan.
Dag 150: Het eiland der toeristen
Dinsdag 7 augustus 2012
Vanochtend werd ik iets vroeger wakker dan ik had gedacht, maar dat kwam in principe goed uit, aangezien ik zodoende het ontbijt nog kon meepikken. Dit ontbijt was voor een hostel verrassend luxe, met toast, jam, gekookte eieren, cake, fruit, jus, thee en koffie. Ik was vandaag niet heel erg veel van plan te gaan doen, zodat ik nog steeds een beetje kon bijkomen van Singapore. Ontzettend veel valt er hier in de omgeving toch niet te doen, dus heel moeilijk was dat niet. Bali staat voornamelijk bekend om drie dingen: strand, tempels en rijstvelden. Tempels zal ik op een later moment nog wel gaan bezoeken, waarbij ik hoop nog een paar rijstvelden tegen te komen. Het strand opzoeken bleek niet heel moeilijk te zijn. M’n hostel ligt op de grens van Kuta en Legian, de populairste locaties van het hele eiland. Alles was hier binnen loopafstand, dus besloot ik enige tijd rond te kijken. Ik liep door Jalan Legian, een lange eenrichtingsweg welke wordt beschouwd als één van de hoofdstraten hier, en van Kuta in het zuiden helemaal naar het noorden doorloopt tot in ieder geval Legian en Seminyak, een ander strand. Gisteravond bleek ik door het rustigere Legian te hebben gelopen, terwijl ik nu door Kuta liep. Het viel me meteen op dat het hier een stuk drukker was. Er zaten hier langs de weg veel meer bars, maar ook stikte het uiteraard van de restaurants en supermarktjes. Winkels met zomerjurkjes, badkleding, zonnebrillen en toeristische souvenirs waren er in overvloed. Op vele plekken kon je tattoos laten zetten en een massage werd overal aangeboden. Door de straat heen sloegen de aanbiedingen van een brommer of een taxi ook om je oren heen. Westerse toeristen liepen zowel in zomerkleding als badkleding over straat, waarbij oudere dames benaderd werden met ‘Hello mom’ en de meeste anderen met ‘Hey friend’ of ‘Hey boss’. Ergens in de straat bevond zich een hoek met enkele plantjes, een watertje en een grote zwarte gedenksteen aan de muur. Hierop waren alle namen geschreven van de slachtoffers van de grote bomaanslag in 2002. Zo’n 200 personen, waarvan het overgrote deel toerist was, zijn hierbij omgekomen. Een volgende bomaanslag in 2008 wist het aantal bezoekers naar Bali opnieuw te kelderen, maar ik had niet de indruk dat toeristen daarvoor nu nog wegblijven.
Bij een kruispunt liep ik een andere straat in, waarvan de wandelpaden behoorlijk uit elkaar lagen. Gelukkig was de lokale bevolking bezig om de paden te herstellen, alhoewel het wellicht handiger was geweest als ze dat voor het hoogseizoen hadden gedaan. Uiteindelijk kwam ik uit bij het hoogtepunt van Bali: het strand. Dit strand was bij lange na niet zo mooi als dat van Pulau Perhentian, aangezien het helemaal niet hetzelfde tropische gevoel wist op te wekken. Het had eerder wat weg van het strand van Phuket, maar dan eigenlijk net iets fijner. Het eerste dat opviel, was dat het strand ontzettend lang was. Toen ik naar het zuiden keek, zag ik alleen maar strand, maar ook toen ik naar het noorden keek, zag ik het strand tot in het oneindige doorlopen. Het strand was niet ontzettend breed, maar breed genoeg om overheen te kunnen lopen en bedjes te plaatsen. Deze bedjes stonden daarom dan ook op diverse plekken, welke je tegen betaling kon huren. Daarvoor kreeg je er nog wel een parasol bij. Gelukkig waren er niet zoveel bedjes als op Phuket, wat de uitstraling van het strand ten goede kwam. Ondanks dat het druk was, vond ik het nog ontzettend meevallen. Het strand lag namelijk zeker niet helemaal vol, zoals je dat op een warme zomerdag in Scheveningen zou tegenkomen. In plaats daarvan lagen mensen redelijk verspreid en hoefde je niet over hen heen te struikelen. Op diverse plekken boden oude vrouwtjes massages aan, terwijl andere lokale mensen fruit en drankjes verkochten. Het water was niet geliefd bij mensen en daar was een duidelijke reden voor. Er waren aardig wat golven en op bordjes werd gewaarschuwd voor erg sterke stroming. Dit was echter wel perfect voor surfers en die zag je daarom op vele plekken in het water. Allemaal probeerden ze de heer en meester te worden over de golven, wat slechts in enkele gevallen lukte. Er werd mij op het strand ook aangeboden om een surfplank te huren, maar hier ging ik niet op in. Het leek me niet echt iets voor mij. Door de volle zon liep ik een stukje door het mulle zand, af en toe afgewisseld met een wandeling over het normale pad langs het strand, aangezien dat wat fijner liep. Van dit pad kon je het strand echter niet zien, aangezien er een muur was gebouwd, enigszins in de Balinese bouwstijl. De oorspronkelijke Balinese architectuur met oranjegekleurde en donkergrijze stenen kwam ik zo nu en dan tegen in een klein tempeltje of bij een hotel. Op diverse plekken stonden ook beelden.
Ik liep een aardig stuk terug langs en op de stranden van Kuta en Legian, welke zonder dat je het merkte, gewoon in elkaar overliepen. Via twee andere straten, waardoorheen taxi’s in een oneindige stroom leken te rijden, liep ik terug richting het hostel. Onderweg wilde ik bij een zaakje een zonnebril kopen, aangezien degene die ik bij me had, was gebroken. In de rekken lagen behoorlijk veel zonnebrillen, met een grote collectie van het merk Ray-Ban. Ongetwijfeld allemaal ‘100% echt nep’, als ik een bordje elders in de wijk mag quoten. Ik vond een prima zonnebril, waarna de verkoper -met enige kennis van Nederland- me de ‘goede’ prijs van 450.000 roepia vertelde, een kleine 40 euro. Dit vond ik uiteraard veel te veel, aangezien ik niet meer dan een paar euro wilde uitgeven. Na enig onderhandelen -laag blijven bieden en dreigen weg te lopen- kon ik de bril voor 100.000 meenemen, zo’n 8 euro. Voor de beste man alsnog een prima overeenkomst natuurlijk; ik vond de prijs er net mee door kunnen. Toen ik weer terug in m’n hostel was, heb ik de rest van de middag niet bijster veel meer gedaan; ik wilde immers een rustig dagje. Dit gaf me wel mooi de gelegenheid om al m’n foto’s van Singapore te bekijken en uit te zoeken, opnieuw een collectie waar ik tevreden mee ben.
In de avond had ik afgesproken met Renske, de dochter van de beste vrienden van m’n ouders, die ik al lange tijd niet meer had gezien. Sinds een week is ze werkzaam op Bali, in een klein plaatsje hier niet ver vandaan. Het leek ons leuk om weer even bij te praten, waardoor we afspraken voor een etentje. Terwijl we verhalen uitwisselden over haar baan en mijn reis, liepen we door Kuta heen, waar alles totaal veranderd was ten opzichte van vanmiddag. Alle restaurants, bars en clubs waren volledig ontwaakt en luide muziek schalde van alle kanten uit de speakers. Ondanks dat er nog nergens echt een feestje werd gebouwd, leek het erop alsof dat later op de avond of in de nacht nog wel zou gaan gebeuren. Nu hingen vele mensen nog gewoon rond bij een restaurant of een bar. Op vele plekken hingen tv-schermen met voornamelijk sportwedstrijden, terwijl er bij andere gelegenheden live muziek werd gespeeld. We namen te eten bij een tent -overal hebben ze hier (relatief) dure westerse maaltijden- en liepen verder. We kwamen uit bij een winkelcentrum, waar men alles aan het afsluiten waren. De winkels boeiden ons echter niet, aangezien we er alleen doorheen wilden lopen om bij het strand uit te komen. Het was hier redelijk verlaten en donker, waardoor we over een donker pad langs slechts enkele strandtenten terugliepen. Iets verderop kwamen we weer bij een normale straat uit, waar er meer leven te bekennen was. We liepen nog een stuk verder en namen uiteindelijk afscheid van elkaar. We hadden er beide een lange dag op zitten en Renske zou morgen weer vroeg op moeten staan voor haar werk. Toch was het leuk om elkaar weer even gezien te hebben. Ik keerde terug naar m’n hostel om opnieuw bij te slapen.
Tip van de dag: geen zin om een wietpas aan te vragen? ‘s Avonds wordt er op Bali door mannetjes marihuana (en paddo’s) aangeboden. En dat je dan de doodstraf riskeert, zal je voor lief moeten nemen.
Opvallend feitje: op Bali kom je alle grote namen wel tegen: McDonald’s, KFC, PizzaHut en Hard Rock Café.
Dag 151: Tempels op de kliffen
Woensdag 8 augustus 2012
Net als gisteren had ik vandaag geen haast om op te staan, zolang ik het ontbijt nog maar kon meemaken. Bijster veel plannen had ik niet voor vandaag, behalve dat ik even terug wilde gaan naar een boekingsbureautje om te zien of ze al andere mensen hadden voor een ‘sunset tour’ naar de Uluwatu-tempel voor in de namiddag, of een ‘nature and culture tour’ voor morgen. Ondanks het aantal toeristen hier hadden ze voor beide tours nog geen personen, wat ik nogal jammer vond. Er zijn namelijk een paar mooie tempels in de omgeving te vinden -in tegenstelling tot de rest van Indonesië zijn veel Balinezen hindoe of boeddhist- en die wilde ik best graag zien. Ik ging daarom op zoek naar andere mogelijkheden. Een enorm aantal tourbureautjes was er echter niet, maar uiteindelijk vond ik er eentje met een vrouw die me vertelde dat haar man deze middag nog geen plannen had. Voor een acceptabel bedrag zou hij me naar de twee bekendste tempels in de buurt kunnen brengen. Aangezien ik niet zeker wist of ik nog andere kansen zou krijgen voor morgen, ging ik hiermee akkoord, waarna ik snel ben gaan lunchen en om 13.30 uur terugkeerde.
De man kwam aangereden met z’n auto, gaf z’n dochter aan z’n vrouw en liet me instappen. De man was vriendelijk en sprak Engels zodat we met elkaar konden kletsen. Als eerste zouden we naar de Uluwatu-tempel gaan, aan de kust ten zuiden van Kuta. Het was een klein uurtje rijden over een eenbaansweg. De infrastructuur op Bali is allesbehalve perfect en is zeker niet gemaakt voor het massatoerisme. Wel merkte ik dat we nu meer door het oorspronkelijke Bali reden, zonder alle resorts en westerse restaurants, maar wel met normale huisjes en eenvoudige eettentjes. We kwamen uiteindelijk uit bij de parkeerplaats van de tempel, waar de chauffeur me een klein uurtje gaf. Ik kocht een ticket en werd meteen al gewaarschuwd voor de aanwezige apen. Zelfs in het Nederlands stond aangegeven dat je geen losse objecten moest dragen, waardoor ik m’n nieuwe zonnebril meteen maar weer opborg. Sommige mensen kregen een paarse sarong om hun middel, maar ik kreeg slechts een gele sjaal om m’n middel gebonden. Ik liep over de toegangsweg en werd meteen begroet door de apen, welke overal te vinden waren. Niet heel vreemd, overigens, aangezien sommige mensen ondanks de waarschuwingen de apen alsnog te eten gaven. Ietsje verder bevonden zich een paar gebouwtjes, met aan de voorkant enkele mooie monsterachtige beelden. De tempel bevond zich bovenaan een trap, maar hier ging ik nog niet naartoe. In plaats daarvan liep ik over een pad langs de rand van een klif, de andere kant op. De tempel was namelijk boven op een hoge klif geplaatst en aan weerzijden waren er paden. De klif was behoorlijk hoog, maar ik had daardoor wel een prachtig uitzicht op de klif iets verderop en de mooie blauwe zee onder me. De zee strekte zich uit tot aan de horizon, terwijl hoge witte golven zich onderaan tegen de rotsen langs de kliffen stortten. De zon scheen fel en er waren slechts enkele wolkjes te bekennen. Bovenaan de licht- en donkerbruine kliffen waren er groene plantjes en hier en daar paarse bloemetjes, wat een zeer fotogeniek uitzicht opleverde. Ook was aan de ene kant de tempel in beeld, alhoewel deze relatief klein was. Toch was het bijzonder om de kleine torentjes bovenop de klif te zien pronken. Nadat ik naar de tempel was gelopen, kon ik echter niet veel doen, aangezien je deze niet mocht betreden als je er niet was gekomen om te bidden. Wel kon ik enkele beelden bekijken die bij de ingang stonden.
Ik liep terug naar de chauffeur, die netjes op me stond te wachten. Het was 15.15 uur, dus er zou voldoende tijd moeten zijn om de volgende tempel te bereiken. Onze bestemming was de bekendste tempel van Bali: Tanah Lot. Deze bevindt zich zo’n 45 km ten noorden van Kuta, waardoor we eerst helemaal terug moesten naar Kuta, om vervolgens verder noordwaarts te rijden. Het verkeer zat ditmaal echter niet echt mee, vooral rond Kuta, waardoor de rit erg moeizaam verliep. In de tweede helft reden we zo nu en dan door het typische landschap van Bali: prachtige groene rijstvelden. Meer dan twee uur later kwamen we eindelijk aan bij de tempel, precies op tijd om de zonsondergang om 18 uur mee te maken. Terwijl m’n chauffeur een plekje zocht voor z’n auto, betrad ik het terrein rond de tempel, waarbij ik als eerste in een lange straat terechtkwam die helemaal vol stond met tientallen toeristenwinkeltjes. Overal werden T-shirts, petjes, houtsnijwerk, ijsjes en andere producten verkocht. Toch waren de meeste bezoekers -en dat waren er aardig wat- niet voor de winkels gekomen, maar voor het ontzettend mooie uitzicht wat na de straat volgde. Opnieuw was ik bij de kust uitgekomen, maar nu bevond zich hier een enorme vlakte van rotsen waar je overheen kon lopen. Vele rotsen waren groen, aangezien ze begroeid waren door kleine plantjes. Rotswanden waren er ook, maar het publiek kon gewoon op de rotsen beneden bij het water blijven lopen. De zee was wild en veel golven kwamen onze kant op, om vervolgens gebroken te worden door de rotsen. Op één grote rots was dan de kleine tempel gebouwd, welke niet te betreden was. Wel kon je onder de tempel heilig bronwater over je heen laten scheppen. De tempel zelf was dus niet ontzettend spectaculair, maar het uitzicht wat ik vanaf de rotsen had over deze tempel, met de wegzakkende zon op de achtergrond, was wel ongelooflijk mooi. Er was enige bewolking, dus ik kon niet zien hoe de zon in het water verdween, maar wel kleurde de lucht erg mooi. Het leverde in z’n totaliteit weer een aantal mooie foto’s op. Op het eind had ik bij een rotsachtig uitsteeksel in de zee nog het geluk om een groep vleermuizen uit een grot te zien vliegen, waarna ze langs de kust wegvlogen om op zoek te gaan naar eten. Binnen een minuut was het echter voorbij, aangezien het er lang niet zoveel waren als in Mulu National Park.
Tussen alle Nederlanders door liep ik door de winkelstraat terug naar m’n chauffeur, waarna we door het donker terugreden. Onderweg pikten we nog even zijn zoontje op, die hier in de buurt naar school ging en nu bij z’n oma zat. Zonder enige problemen wist de man door alle weggetjes hier z’n weg te vinden -logisch, want hij woonde in deze omgeving-, terwijl ik de weg allang was kwijtgeraakt. Tegen achten kwamen we weer aan in Kuta, waarna ik de beste man bedankte en ik weer m’n eigen kant op ging. Bij een restaurantje nam ik een (opnieuw westerse) maaltijd, waarna ik terugkeerde naar het hostel voor een rustig avondje. Ook morgen zou het een rustig dagje moeten worden, iets wat ik voor de verandering zeker niet vervelend kan noemen.
Tip van de dag: pas op waar je loopt; voor elk winkeltje in Bali bevindt zich een klein handgemaakt mandje met offers, voornamelijk in de vorm van bloemetjes.
Opvallend feitje: op Bali bevindt zich geen 7-Eleven (maar wel de Indomaret, zoals op Java), maar verrassend genoeg zijn hier wel veel vestigingen van de Lawson te vinden, welke ik tot dusver alleen maar in Japan was tegengekomen.
Dag 152: De doorsnee toerist op Bali
Donderdag 9 augustus 2012
Vandaag volgt niet alleen maar het verhaal van mij, maar tevens het reisverslag van zo’n beetje elke andere toerist die vakantie komt houden op Bali, en dan met name Kuta. Het was namelijk de meest standaard dag die je hier maar kunt houden. Op zich niet verkeerd, ware het niet dat het voor mij voor één dag genoeg was, terwijl anderen dit patroon eenvoudig twee weken lang kunnen vasthouden. De doorsnee Balinese toerist heeft geen enkele reden om vroeg op te staan, aangezien er overdag niet ontzettend veel te doen valt en men de avond ervoor veel te laat naar z’n bed is gegaan. Als men dan eindelijk z’n bed is uitgerold, staat er een lekker ontbijtje klaar in het restaurant en wordt er gebruik gemaakt van het alom aanwezige draadloze internet. Er wordt een blik op de lucht geworpen, waarna wordt geconcludeerd dat het opnieuw een prachtige zonnige dag is zonder een spatje regen. De zwembroek of bikini wordt uit de tas tevoorschijn gehaald (of gepakt vanaf een rek waar het de dag ervoor was opgehangen), men trekt slippers of flipflops aan en gaat vervolgens gewapend met zonnebrandcrème en een leesboek op weg naar het strand. Onderweg worden alle souvenirwinkeltjes, geldwisselaars en taxichauffeurs simpelweg genegeerd (op een paar personen na die het toch niet kunnen laten tussen kleurrijke sarongs te snuffelen), en tussendoor wordt er, afhankelijk van het tijdstip, nog even een stop gemaakt bij een bar/restaurant om een snelle lunch naar binnen te werken, vaak bestaande uit een eenvoudige hamburger en patat.
Op het strand ontdoet men zich van alle kleding, worden de handdoekjes uitgerold en worden de witte lijven ingesmeerd met zonnebrandcrème. Geen enkel plekje wordt overgeslagen, want niemand wil er natuurlijk bijlopen als een rode kreeft, zo’n persoon die je op straat zo nu en dan tegenkomt en eigenlijk stiekem keihard zou willen uitlachen. Men neme plaats op het handdoekje, zet desgewenst een muziekje op met de meegebrachte mp3-speler of telefoon en blijft vervolgens lange tijd liggen. Sommigen hebben een boek meegenomen en lezen daarin bladzijde voor bladzijde; uiteraard met een zonnebril op, anders zou je je ogen continu half dicht moeten knijpen. Een enkeling heeft bedacht een audioboek op z’n telefoon te zetten, waardoor er ontspannen naar de vertelling van een boek geluisterd kan worden. Na enige tijd gaat de toerist overeind zitten om het zand van zich af te slaan, dat vanwege de wind enkele keren over hem/haar heen is gewaaid. Er wordt in de rondte gekeken en ziet meer toeristen met precies hetzelfde dagschema. Er zijn er echter een paar die de hoge golven in het water willen trotseren. Zwemmen is hier vanwege de hoge golven en de sterke stroming niet toegestaan -er loopt zelfs een mannetje rond om je uit het water te fluiten-, maar wel worden er surflessen aangeboden door Australische gasten. Veel te vermoeiend, denkt de toerist vervolgens, waarna deze zich omdraait en opnieuw languit gaat liggen. Personen die langskomen met ijsjes worden weggewimpeld, want deze zijn veel te duur en het meegenomen drinkwater biedt wel genoeg verkoeling.
Eenmaal gaar slentert de toerist terug naar zijn accommodatie om al het zand en alle schelpjes van zich af te spoelen. Het is daarbij tevens mogelijk aan de praat te raken met andere toeristen, zoals een jongen uit Engeland en een vrouw uit Slovenië. Men besluit om samen door de hoofdstraat naar het strand te lopen, om te genieten van een mooie zonsondergang. Het maken van foto’s wordt hierbij uiteraard niet vergeten. Omdat de toerist na zo’n inspannende dag honger heeft gekregen, wordt er samen op zoek gegaan naar een plek om te eten. Een fastfoodrestaurant is daarbij dan al snel een makkelijke en goedkope optie. Met de nieuw gemaakte vrienden verkent de toerist vervolgens een deel van Kuta dat hij/zij nog niet eerder had gezien, alhoewel dit deel simpelweg bestaat uit een enorme lading aan winkeltjes met toeristische shirtjes, horloges en bierfleshulzen. Men vraagt zich af wat kleine kinderen wel niet moeten denken van de aanwezige stickers met teksten waarvan ‘Kiss my ass’ één van de vriendelijkste is, evenals van de vele houten penissen in alle kleuren en maten, welke zelfs beschikbaar zijn als sleutelhanger of flesopener.
Men loopt vervolgens terug naar de hoofstraat waar alle bars en clubs ondertussen al hun luide muziek aan hebben gezet. Er wordt enige tijd rondgekeken, waarna er wordt besloten toch maar de grootste en populairste club van Kuta te betreden, de Sky Garden Lounge. De vier grote verdiepingen zijn nog angstvallig leeg, maar blijken toch aardig vol te stromen vanaf 21 uur, het moment dat er een uur lang gratis drank wordt uitgedeeld. Overal om je heen beginnen de voetjes van de vloer te gaan en aan de zijkant betreden enkele sexy danseressen het podium om de menigte te vermaken. Je maakt wellicht kennis met andere mensen, zoals bijvoorbeeld twee Indonesische meiden van Sumatra die de Engelsman eerder op die dag was tegengekomen in het vliegtuig. Na een uur houd je op met de gratis drankjes en kijk je verder naar enkele andere optredens, zoals met vuur, of waai je uit op het dak of ben je voorzichtig niet in het water te vallen. De doorsnee toerist in Bali heeft hier vervolgens een gezellige avond en strompelt ofwel tegen middernacht, dan wel diep in de nacht, terug naar z’n slaapplek. Morgen zou het proces zich opnieuw herhalen. Ik voelde me echter geen doorsnee toerist, want morgen zal ik Kuta verlaten en naar het plaatsje Ubud verhuizen. Alhoewel ik me prima heb vermaakt in Kuta, is het toch zeker niet m’n droombestemming. Daarvoor mist het toch echt de sfeer van een tropisch eiland, zoals Pulau Perhentian in Maleisië of Ko Phi Phi in Thailand, en is dit een veel te druk (en niet eens supermooi) toeristenoord. Ik ben in ieder geval benieuwd wat het binnenland van Bali me gaat brengen!
Tip van de dag: vraag bij je hostel of ze tours aanbieden, ook als ze dit niet duidelijk promoten. Het vinden van een tour kan namelijk makkelijker zijn dan je denkt.
Opvallend feitje: sommige lokale mannen struinen vuilnisbakken af om op zoek te gaan naar plastic. Dit verzamelen ze in een grote zak en slepen ze vervolgens met zich mee, om waarschijnlijk ergens tegen een zacht prijsje te verkopen.