Kuching

Kuching

Dag 122: Kuching is niet voor de… kat
Dinsdag 10 juli 2012

Een nieuwe dag, een nieuwe plek, een nieuwe omgeving en een nieuw avontuur. En het zal heel veel avontuur gaan worden gedurende de komende drie weken. Helaas zal je daarvoor zo nu en dan wel je nachtrust gedeeltelijk moeten opofferen. Vandaag was daar een voorbeeld van, en met een ingevulde planning voor de komende paar dagen, zal dat nog niet gaan veranderen. Maar vanochtend ging de wekker in ieder geval op het meest extreme tijdstip, om 4.45 uur. Door het donker reed ik een half uur later in een taxi naar Penang International Airport, waar m’n vliegtuig om 7 uur zou vertrekken. Gezien de genoemde tijdstippen lijk ik aan de late kant te zijn, maar dat bleek ontzettend mee te vallen, aangezien alle procedures bij het vliegveld ontzettend snel verliepen en ik alsnog een tijd heb zitten wachten voordat ik het vliegtuig in kon. De vlucht van één uur en drie kwartier verliep erg vlot en zonder enige ongemakken. Tegen het einde van de vlucht vlogen we langs de kustlijn van Borneo, waarbij ik de groene omgeving van dit enorme eiland al voorbij zag komen. Borneo is het op twee na grootste eiland ter wereld en beschikt over een groot regenwoud dat al duizenden jaren oud is. Het heeft daarom ook een enorme biodiversiteit wat betreft bomen, planten, dieren en wateren. De effecten van de mens zag ik vanuit het vliegtuig echter ook al, aangezien dorpjes en vlakke plantages ook aanwezig waren. Ik las in m’n Lonely Planet dat houtkap in Borneo een enorm deel van het regenwoud helaas al heeft doen verdwijnen en men vreest dat er over enkele decennia nog maar weinig over is van het Borneo waar iedereen wel een beeld van heeft. Ook alle dieren krijgen steeds minder leefruimte, waardoor deze steeds vaker met uitsterven bedreigd raken. De aanwezige nationale parken en opvangcentra voor dieren schijnen slechts een schrale troost te zijn. Nu is de situatie (voor toeristen) in ieder geval nog niet te extreem, waardoor ik blij ben dat ik nu een bezoek kan brengen aan dit bijzondere eiland. Het grote Indonesische deel, Kalimantan, sla ik over, maar wel zal ik drie weken in de eenvoudiger te bereizen Maleise staten Sarawak en Sabah doorbrengen.

M’n vliegtuig -met slechts twee andere westerse toeristen, eenmaal raden wat hun nationaliteit was- landde op het vliegveld van Kuching, hoofdstad van Sarawak, waar ik opvallend genoeg een nieuwe stempel in m’n paspoort kreeg. Met een taxi liet ik me naar m’n guesthouse in de stad brengen, ondanks dat de chauffeur in eerste instantie niet echt wist waar hij heen moest. Het guesthouse lag in het oosten van de stad, in Chinatown. Indiërs schijnen niet echt in Borneo te zitten, maar Chinezen zijn er wel. Bij het guesthouse werd ik ontvangen door een zeer relaxte receptionist, die wel heel eenvoudig over de stad en de omgeving praatte, met in zijn zinnen veel woorden als ‘and stuff’ en ‘and such thingies’. Het was wel vriendelijk bedoeld en eigenlijk best geinig. Ondanks het vroege tijdstip kon ik al inchecken, waarna ik zo goed als een volledige dag in de stad zou hebben. In totaal zal ik vijf nachten hier blijven, alvorens ik doorreis naar de volgende stad. En die periode is zeker niet te lang, aangezien er hier in de buurt genoeg te doen valt en Kuching de basis is voor vele tours door Sarawak. Ik kwam er ook achter dat ik opnieuw met m’n neus in de boter viel, aangezien aanstaande vrijdag, zaterdag en zondag het bekendste festival van Borneo -maar ook lijkt het meer internationale faam te krijgen- wordt gehouden, het Rainforest World Music Festival, in de buurt van Kuching. Aangezien me dit wel bijzonder leek om mee te maken (en het me door enkelen ook al werd aanbevolen), zou ik m’n planning voor de komende dagen op een juiste manier moeten invullen. Maar daarvoor had ik ook de hulp nodig van boekingskantoortjes en andere toeristen, aangezien ik tevens een tweedaagse tour wilde maken en deze alleen wordt aangeboden bij groepen van minstens twee personen. M’n eerste prioriteit van vandaag was daarom het zoeken naar een touroperator. Deze waren zeker aanwezig in de stad en boden verschillende tours aan. Zo kon je naar het bekendste nationale park hier in de buurt, Bako National Park, in de hoop de bijzondere neusapen te spotten. Maar ook kon je in een ander park op zoek naar de rafflessia, de enorme niet-zo-naar-rottend-vlees-stinkende bloem die slechts enige tijd in het jaar in bloei staat, maar ik in Thailand tijdens mijn vorige reis al gezien had. Een andere highlight hier is een bezoek aan een traditioneel ‘longhouse’ van een lokale stam. Nu had je vlakbij Kuching een paar longhouses, maar deze schijnen erg toeristisch te zijn. Ik ging daarom op zoek naar een tweedaagse ‘Iban longhouses’-tour, waarbij de huizen in de jungle zouden liggen, een stuk verder van de stad vandaan. Het heeft een aardige tijd geduurd, maar uiteindelijk vond ik een kantoortje waar er zich voor donderdag al twee personen hadden ingeschreven, waardoor ik hier ook boekte. Het verbaasde me dat er overal zo weinig boekingen waren, terwijl ik toch genoeg toeristen zag en het nu het hoogseizoen was. Ik was in ieder geval blij, want ik zou morgen op eigen houtje naar Bako NP kunnen gaan, gevolgd door twee dagen (of één nacht) in een longhouse (meer hierover dus later) en dan nog eens een dag op het festival. Drukke dagen dus! En dan wilde ik Kuching ook nog zien, dus ook vandaag was het een volle dag!

Kuching is een opvallend fijne en relaxte stad; er zijn brede, maar niet al te drukke wegen, de bebouwing ziet er relatief ok uit, alles is min of meer op loopafstand van elkaar verwijderd en er loopt een rivier door de stad met een zeer aangename boulevard. Het oogde hier totaal anders dan in de eerder bezochte Maleise steden. Door Chinatown was ik naar het water gelopen, waarbij ik een groot standbeeld van enkele katten zag. Op meerdere plekken zag ik afbeeldingen of beeldjes van katten terugkeren. De verklaring zit hem in de naam van de stad, wat het Maleise woord is voor… juist, ‘kat’. Je kon een behoorlijk stuk langs het water lopen, waarbij er verschillende eetkraampjes op de boulevard stonden. De meesten waren echter gesloten toen ik er was. Aan de overkant van het bruine water zag ik het nieuwe icoon van de stad, een groot rond staatsgebouw, met puntige gouden daken. Ernaast lag een klein wit fort, met daar weer naast het paleis van het huidige hoofd van de stad. Het paleis had de naam van de hoofdstad van Kazachstan (kennen we die nog?), welke in witte letters op het gras stond geschreven. Via een straat met een hele rits aan Chinese juweliers (met vele gouden sieraden, maar geen klanten) liep ik naar een gebied met enkele musea, welke gratis te bezoeken waren. Het was fijn om de warmte buiten te kunnen verruilen voor de airco in de verschillende statige gebouwen.

Als eerste bezocht ik het Sarawak Museum. Op de begane grond was een groot aantal opgezette dieren te bewonderen (alhoewel er volgens mij ook neppe tussen zaten), allemaal opgesteld in rijkelijk aangeklede vitrines, gegroepeerd op soort. Er waren veel slangen, vissen, vogels, apen en eekhoorns. Twee walvisskeletten waren er ook nog, net als enkele grote krokodillenschedels. Bij één zo’n schedel lagen tevens een grote haarbal en een horloge, beide gevonden in deze krokodil. Een krantenartikel boven de vitrine vertelde over hoe een man ooit was gaan vissen, maar nooit meer was teruggekeerd. Op de bovenste verdieping kwamen de verschillende lokale bevolkingsgroepen aan bod en kon je kijken naar houten bootjes, manden, wapens en modellen van longhouses. Het zag er allemaal erg sfeervol en bijzonder uit. Voor een nieuwe tijdelijke tentoonstelling in het andere museumgebouw was ik twee dagen te vroeg, dus ik kon er niet achter komen wat voor attributen men gebruikt bij begrafenisrituelen. Het islammuseum was wel open en in verschillende hallen kon ik allerlei voorwerpen van moslims bekijken, zoals kleding, korans, wapens, geld en muziekinstrumenten, maar ook architectuur van onder andere moskeeën zien. Als laatste bezocht ik het kleine en niet heel interessante kunstmuseum, met een paar houten beeldjes, foto’s van junglestammen en enkele moderne schilderwerkjes. Ik verliet het museumgebied en liep een stukje verder, waarbij ik stiekem moest lachen om twee oudere toeristen die het maar niet aandurfden om de straat over te steken, waar ik me iets daarvoor zonder problemen rond het alsmaar rijdende verkeer wist te manoeuvreren. De truc is om gewoon te lopen als er een gat is, je hand op te houden om de aankomende auto te laten remmen en desnoods stil te gaan staan tussen de twee weghelften in. Ik kwam uit bij de grote stadsmoskee, een groot en indrukwekkend gebouw, dat er van binnen -ik ben niet naar binnen gegaan, maar de deur stond wel open- helaas minder bijzonder uitzag. Rond de moskee lag een grasveld, bezaaid met allemaal stenen; het had wel iets weg van een kerkhof met grafstenen, maar dan kleiner. Ik kwam uiteindelijk weer uit bij het water, genoot in de zon van een ijsje van een kwartje, liep weer verder, schuilde in een café voor de plotselinge regen en keerde uiteindelijk terug naar m’n guesthouse. De avond bestond uit niets anders dan het zoeken van een restaurantje in de buurt, aangezien ik moe was en ik er morgen weer vroeg uit wil gaan voor een bezoek aan Bako NP.

Tip van de dag: schrik niet van de prijzen van aangeboden tours, want deze kunnen aardig in je portemonnee hakken, variërend van zo’n 25 euro voor een tour van een halve dag, tot tegen de 200 euro voor een driedaagse tour. Gelukkig kun je enigszins op eten besparen, want in Kuching kun je een avondmaaltijd krijgen voor 1,5 euro.

Opvallend feitje: in een islamitisch land kun je varkensvlees alleen in een Chinees restaurant krijgen. Gelukkig zijn er daar genoeg van. Maar dan moet het varkensvlees uiteraard niet op zijn, anders moet je alsnog uitwijken naar de eend.

Dag 123: Lange neus
Woensdag 11 juli 2012

Vandaag maakte ik voor het eerst kennis met diverse aspecten van Borneo, op zowel een leuke als minder leuke manier. Gelukkig bleef het voor lange tijd leuk, dus laten we beginnen bij het begin, toen m’n wekker in alle vroegte iets over zessen al afging. Er was me namelijk aangeraden om de eerste bus naar Bako National Park te nemen, zodat ik daar alle tijd zou hebben om rond te neuzen. Deze bus zou vanaf pakweg 7 uur vertrekken en eens per uur rijden, maar de dienstregeling staat er niet om bekend om betrouwbaar te zijn. Toen ik voor zevenen bij de bushalte was aangekomen, kon ik daarom nog een half uur wachten op de speciale rode bus die richting het park zou rijden. Enkele andere toeristen bevonden zich ook in de bus, evenals enkele lokale inwoners die ergens halverwege de route wilden worden afgezet, vaak in een relatief verlaten omgeving met één of twee bedrijfspanden. Ik was blij met de overige toeristen, want eenmaal aangekomen bij het eindpunt was het nodig om met een bootje echt naar het park te gaan. En een bootje met stuurman huren voor een retourtje was zo’n 25 euro, waardoor het delen van een boot voor vijf personen een veel rendabeler alternatief is. Gelukkig vond ik twee koppels waarmee ik een boot kon delen, waarbij de koppels ook tot het laatste moment wilden blijven, 16 uur, zodat we de laatste bus terug naar Kuching konden nemen. Het was namelijk zo dat je met de stuurman moest afspreken hoe laat hij dezelfde personen weer op zou halen; zomaar een andere boot terug nemen was niet mogelijk. Bako is een nationaal park langs de kust van Borneo, waardoor de boottocht over zee verliep, langs de rotsachtige en boomrijke kust, met hier en daar een strandje. Na een kwartiertje legden we aan bij een eenvoudige houten pier langs een klein mangrovebos, waar de wortels van de bomen in het water stonden. We zeiden de stuurman gedag en hoopten hem later op de dag opnieuw te zien. In het ondiepe water zat een groepje ‘gobies’ (in het Nederlands: grondels) op het zand te zonnebaden. Met hun vinnen steunden de kleine visjes op het zand, met hun hoofd omhoog, zo’n beetje als zeehonden dat ook doen.

Via een aangelegd pad liepen we naar het hoofdkwartier, waar we ons moesten inschrijven en we een plattegrond van het park kregen, waarop alle 17 verschillende wandelroutes stonden aangegeven. De meesten waren binnen een dag af te leggen, terwijl een paar dermate lang waren, dat je onderweg zou moeten kamperen of in één van de bungalows van het park zou moeten verblijven en vroeg uit de veren zou moeten. Voor elke route stond vermeld hoe lang deze was vanaf het hoofdkwartier, variërend van 800 meter tot zo’n 15 km, en hoe lang het ongeveer zou duren om deze af te leggen. Ik koos voor een aanbevolen route van 5,8 kilometer, welke een klein rondje door het park zou maken in ongeveer 3,5 uur. Redelijk aan het begin van de route had je echter een pad van 800 meter naar een baai, welke ik er ook bij nam. Ik zei de twee koppels gedag -hier hoefden we immers niet bij elkaar te blijven, zolang we maar op dezelfde boot terug zouden nemen- en begon aan de route naar de baai, waarbij de kans groot zou zijn om dieren te spotten. Aangezien we zowat de eerste personen in het park waren, kwam ik onderweg geen andere toeristen tegen, maar wel enkele Maleisiërs die bezig waren met het aanleggen van nieuwe houten trappetjes en wandelpaden. Op diverse plekken waren deze al aangelegd, om het lopen te vereenvoudigen, of juist mogelijk te maken, aangezien er genoeg hoge rotsen of randen waren waar je niet zomaar op zou kunnen klimmen. De rest van het pad naar de kust verliep voornamelijk over zanderige junglepaden en over ontzettend veel boomwortels, die bijna overal leken te lopen. Hier en daar moest ik over enkele rotsen of omgevallen bomen stappen. Behalve de grond bleef ik ook de boomtoppen in de gaten houden, aangezien ik hoopte dat ik de neusaap zou zien. Deze bedreigde aap komt alleen voor op Borneo en dit zou waarschijnlijk de enige plek zijn waar ik ze zou kunnen zien; het park staat er bekend om. De apen zijn dan weer bekend om hun enorm lange neus, wat een erg grappig gezicht oplevert, als je er foto’s van ziet. Helaas kon ik ze niet spotten voordat ik de baai had bereikt. De baai zag er een stuk mooier uit dan het stuk strand voor het hoofdkwartier, met een mooi strandje en hoge rotsen aan weerszijden. Bij de lage rotsen zag ik meer tekenen van leven, en wel in de vorm van verschillende soorten schelpdieren die waggelden over de rotsen of het zand. Toen ik dichterbij kwam, schoten ze allemaal weg in hun schelp, waarna ze even later weer tevoorschijn kwamen (en wegvluchtten) toen ik een paar stappen achteruit zette.

Binnen een uur was ik weer aan het begin van het pad en kon ik om 10.30 uur aan de langere Lintang-route beginnen. Het pad was duidelijk aangegeven met bordjes bij afslagen en onderweg kwam je ook vaak genoeg bomen tegen met een spat rode verf; elke route had zijn eigen kleurcode. Tevens stond er elke 100 meter een bordje met de afgelegde afstand, zodat je bij kon houden hoe lang je het nog zou moeten volhouden. Het pad begon enigszins zwaar, waarbij je over wortels naar boven moest klimmen. Na een kleine kilometer kwam een einde aan het pad tussen de dichtbegroeide jungle, maar niet voordat ik een zeer aparte snelweg had overgestoken. Nu heb ik wel vaker slierten van mieren gezien, die allemaal netjes achter elkaar lopen naar dezelfde bestemming, maar zoveel als ik er vandaag had gezien, had ik nog niet eerder gezien (met uitzondering van een mierenhoop). In een stroom met een breedte van zeker 10 cm zag het van de ene kant van het junglepad naar de andere kant zwart van de mieren. Ze kwamen uit een of andere holte aan de ene kant en liepen allemaal achter elkaar naar een boom aan de andere kant, waar ze in verdwenen. De stroom was zeker 4 meter lang en leek bijna onophoudelijk. Het was een erg fascinerend gezicht. De jungle veranderde hierna meer in een open gebied, met veel meer zand dan bomen. Ja, er waren nog steeds vele bomen, maar je kon nu zonder problemen de lucht zien en iets meer van de omgeving bekijken. Het nadeel hiervan was dan weer wel dat je minder schaduw had, iets dat met de felle zon helaas niet altijd een pretje was. Gelukkig waren er ook wolken -meer dan gisteren-, waardoor de zon ook enkele keren voor enige tijd verdween. Het zandpad was zo nu en dan vochtig en op enkele plekken waren plasjes water waar je liever omheen wilde lopen. De zandomgeving werd diverse keren afgewisseld door rotsplateaus, waarbij de donkere rotsen over het landschap golfden. Kleine watertjes en stroompjes waren hierbij ook aanwezig. De vegetatie hier was anders dan in de jungle, met kleinere struiken, maar ook een paar plantjes met kelkjes. Helaas heb ik niet de grote kelkplanten kunnen spotten. Meer dieren kwam ik ook niet echt tegen, behalve soms een vogeltje of de zoemende insecten. Alhoewel de vlaktes soms werden afgewisseld door de jungle, waren de laatste 2,5 kilometer volledig door de jungle, waarbij het lopen weer werd bemoeilijkt vanwege de vele wortels. Qua dieren zag ik nu alleen soms een eekhoorntje of een klein hagedisje wegschieten. De neusapen leken een lange neus te trekken naar de toeristen en lieten zich niet zien. Ontzettend veel toeristen waren er overigens niet; d.w.z. er waren zeker wel toeristen, maar een enorm aantal ben ik niet tegengekomen. Of ze zaten natuurlijk allemaal achter me op het pad, maar ik denk dat dat ook wel meeviel. Het laatste stuk in de jungle was redelijk vermoeiend, mede omdat ik er al een aardig stuk op had zitten, maar ook omdat er veel smalle trappetjes waren tussen de rotsen en over steile hellingen. Een klein zijpaadje naar de kust (met een goede kans om apen te zien) liet ik links liggen, aangezien ik anders door een ontzettend modderig mangrovebos zou moeten waden. Na tweeën kwam ik vermoeid aan bij het hoofdkwartier, waar ik lange tijd heerlijk heb uitgerust en genoten van vers fruit en water. Ik had tot 16 uur, aangezien de boot ons dan zou komen ophalen vanaf het strand (in plaats van de pier, vanwege het laagwater).

Tegen half vier begon het lichtjes te regenen en ik hoopte dat de bui snel over zou trekken. Helaas maakte het regenwoud zijn naam dubbel en dwars waar en begon het echter steeds harder te regenen. Het was op dit moment dat ik eindelijk enkele neusapen in de bomen zag bewegen. Ze zaten gewoon vlakbij het hoofdkwartier, maar wilden nu blijkbaar ook een beter plekje opzoeken. De apen waren niet enorm groot, maar bij een enkele was de neus dat wel! Ik was blij dat ik ze alsnog gezien had. Helaas was het tijd om te vertrekken. Door de stromende regen liepen we met z’n vijven over het strand naar het bootje, dat netjes op ons lag te wachten. Om deze te bereiken moesten we wel onze schoenen uittrekken, aangezien we een stukje door het water moesten waden. Achteraf bleek dat we onze schoenen net zo goed aan hadden kunnen houden, want ze werden toch wel nat. In de boot, met slechts een klein afdakje, zijn we in het kwartiertje terug naar de bushalte volledig doorweekt geraakt. De wind liet de harde regen helemaal naar binnen waaien en ook de zee, die nu iets onstuimiger was dan op de heenweg, hielp niet mee om ons droog te houden. De stuurman kon nog maar net zien waar hij heen voer. Het vasteland, dat we op de heenweg nog vol pracht bewonderden, was nu verscholen tussen donkere wolken. Waren we enkele uren terug nog nat van het zweet, nu kwamen we drijf- en drijfnat aan bij het beginpunt, waar de bus gelukkig al op ons stond te wachten. Ook andere toeristen hadden het niet altijd even goed getroffen. Om 16.30 uur vertrok de bus vol natte toeristen aan z’n rit naar Kuching, waarbij deze vaak door enorme plassen regenwater reed. Het bleef non-stop regenen. In de bus hing een gedompte sfeer; niemand werd echt veel droger tijdens de rit. Gelukkig kon ik vlakbij m’n guesthouse uitstappen, waardoor ik niet nog eens lang door de regen hoefde te lopen en mezelf snel kon afdrogen en voorzien van droge kleding. M’n natte kleding hing ik aan m’n bed, alhoewel ik niet de indruk had dat deze snel zou drogen. Ook ‘s avonds bleef het regenen, maar met een paraplu van het guesthouse kon ik redelijk droog de Chinees in de buurt bereiken, waar ik na lange tijd weer eens kon genieten van varkensvlees. Dat had ik wel verdiend na zo’n dag! Al met al was vandaag een bijzondere introductie tot Borneo en ik ben benieuwd wat m’n tweedaagse longhouse-trip van morgenochtend zal gaan brengen!

Tip van de dag: neem voldoende water en eten mee tijdens trektochten door Bako NP, aangezien je onderweg op de routes helaas nergens de gelegenheid krijgt om bij te tanken.

Opvallend feitje: de Maleise bevolking noemt de neusaap de ‘orang belanda’, wat ‘Nederlander’ betekent. Dit hebben we te danken aan onze voorvaders van het VOC-tijdperk, die schijnbaar nogal grote neuzen hadden.

Dag 124: Lang huis
Donderdag 12 juli 2012

Na een fijne nacht en een ontbijtje van noedelsoep -dat was weer eens iets anders dan toast- kwam er iets over achten een auto voor het guesthouse rijden en stapte een chauffeur uit. Hij bleek Joe te heten en was voor de komende twee dagen m’n chauffeur en gids. Ik stapte de auto in en verwachtte hier een Hongaars koppel te zien, maar in plaats daarvan zat daar een Arabische man van gemiddelde leeftijd. Het bleek Khalid uit Oman te zijn, een land waarvan ik nog nooit eerder een inwoner van heb ontmoet, laat staan een toerist van heb gezien. Het bleek dat het koppel in een andere auto met een andere gids zat en we daarmee de enige toeristen waren. Het zou daarom een behoorlijke privé-tour worden, waar ik zeker niet over kon klagen. Joe gaf ons een mooi geplastificeerd en persoonlijk programma, waarop we werden welkom geheten en konden lezen wat ons te wachten zou staan. Het klonk erg goed. We gingen op pad en gedurende de rit kletste ik diverse malen met Khalid over zijn lange reis door Azië en zijn bezochte plekken in Borneo -dit was alweer zijn derde trip-. Ook leerde ik een hoop over Oman, iets dat best interessant was omdat je hier als westerling erg weinig over hoort. Hij vertelde onder andere dat mensen in Oman ontzettend gastvrij waren en lachte om wat men hier als ‘gastvrij’ beschouwde. Als je in Oman over straat loopt, zal je namelijk gegarandeerd door mensen worden aangesproken en worden uitgenodigd om bij hen te blijven eten, waarna je er zou kunnen blijven slapen. Het waren interessante gesprekken tijdens de lange autorit die we hadden.

Tijdens de rit stonden echter ook enkele bezoekjes gepland, welke de rit op een fijne manier onderbraken. De eerste pauze van een klein uur was bij het Semengoh Wildlife Rehabilitation Center, een plek die ik eigenlijk niet had willen bezoeken om een latere bestemming in Borneo speciaal te houden. Maar toch mocht ik niet klagen, want ik zou er niet helemaal zeker van zijn of ik later in Sepilok wel oog in oog zou komen staan met Borneo’s bekendste bosapen, de orang-oetans. Er was hier een groot stuk jungle waar een groep orang-oetans onder bescherming kon leven. Uiteindelijk was het dus geen totale vrijheid, maar het kwam wel heel dicht in de buurt en is in sommige opzichten beter dan het overleven in de resterende jungle in het binnenland, waar ze hun dagen niet zeker zijn. Elke dag werden de apen op twee tijdstippen gevoerd; d.w.z. er was een speciaal platform waar op zekere tijden voedsel neergelegd. Uiteraard waren wij precies rond voedertijd aanwezig in het park en hoopten we dat de orang-oetans zich zouden laten zien. Samen met een behoorlijk aantal andere toeristen (waaronder een groep Nederlanders van een reisorganisatie) keken we toe hoe enkele orang-oetans de verleiding niet konden weerstaan. We hadden het geluk de flinke mannetjesaap te zien, Ritchie genaamd, en vader van enkele kinderen. Rustig zat hij op een platform te eten, waarna hij de bomen inklom en uit het zicht verdween. Op dat moment kwam een kleinere en slankere orang-oetan aan enkele gespannen touwen sierlijk naar het platform geslingerd. Na zijn maaltijd vertoonde hij nog meer acrobatische kunstjes in de boomtoppen, alvorens er ook vandoor te gaan. Na een kleine wandeling door de jungle kwamen we bij een ander platform, maar hier zagen we slechts heel kort een aap in de verte door de bomen slingeren. Het was in ieder geval erg bijzonder om deze mooie oranje-bruine apen hier in de jungle te zien en het leek erop alsof ze hier een prima leventje leidden. Verder wandelen door het park was niet mogelijk, aangezien de paden vanwege renovatie waren afgesloten. We gingen terug naar de auto en vervolgden onze tocht.

Onze volgende stop was bij de markt van Serian. Deze ruime en overdekte markt was de plek voor Joe om voedsel in te slaan voor het diner en ontbijt. Khalid en ik kregen de gelegenheid om gewoon even rond te kijken en zagen kraampjes met uniek gevormde vruchten, verschillende groenten, stukken vlees, afgehakte kippenpootjes en rieten handtassen, waarbij de vrouwtjes achter de kraampjes creatief aan het werk waren om hun collectie uit te breiden. Voor nog geen euro kocht ik hier behoorlijk wat apart verpakte chocolaatjes, zodat ik deze aan de kinderen in het longhouse zou kunnen uitdelen. Er zouden ongeveer 100 personen in het longhouse wonen, dus ik verwachtte ook een hoop kinderen. Met de auto reden we weer een stukje verder, waar Joe ons afzette bij een klein winkeltje waar we de mogelijkheid hadden om een geschenk te kopen voor de leider van het longhouse. Dit zou namelijk een mooi gebaar zijn voor de gastvrijheid. Hierbij zou een grootverpakking van iets met meerdere kleinere uitdeelverpakkingen ideaal zijn, zodat de leider dit zou kunnen verdelen onder de aanwezige families. Uiteraard was dit winkeltje helemaal voorbereid op alle toeristen die hier onderweg stopten en hadden ze op de planken vele grootverpakkingen van koffie, noedels, lolly’s en koekjes liggen, allemaal aangeboden tegen toeristenprijzen van enkele euro’s. Dat was voor onze begrippen natuurlijk nog goedkoop, maar voor hier was dat best prijzig. Op een ietwat verborgen plank elders in de winkel vond ik een goedkoper alternatief voor de koekjes, want ik wilde toch wel iets extra’s meenemen voor de leider. Maar toch was ik blij dat de namaak-M&M’s op de markt had gekocht (en Khalid met z’n gebakken kwalletjes op stokjes), zodat ik tenminste met iets originelers aan zou komen dan met het gelimiteerde aanbod van producten waar elke toerist mee aankomt, vooral nu die hier elke dag komen vanwege het hoogseizoen. Naast het winkeltje bevond zich het restaurant waar we een lunch van noedels, rijst, vis en groente kregen. Alle andere toeristen om ons heen kregen exact hetzelfde, dus dat was voor het restaurant wel erg makkelijk om te bereiden. Morgen zullen we hier op de terugweg opnieuw lunchen, dus ik kon wel raden wat dat zou worden. Gelukkig was alles prima te eten, dus heel erg zou dat niet zijn.

We reden verder door een groen landschap richting het plaatsje Sri Aman. Ondertussen leerden we van Joe een begroeting voor de mensen in het longhouse, aangezien zij hun eigen dialect spraken. Verder vertelde hij het een en ander over de bewoners en hun eenvoudige manier van leven, dat in de loop der jaren uiteraard wel iets moderner was geworden. Toch woonden de personen die we zouden bezoeken nog in een traditioneel houten longhouse, terwijl er ook al modernere longhouses bestaan van nieuwere bouwmaterialen. Deze moderne varianten zagen we op een gegeven moment voorbij komen en hadden totaal geen authentieke sfeer meer, aangezien het gewoon lange motels leken te zijn. Onze volgende stop was tevens onze laatste, aangezien we de Lemanak hadden bereikt, de rivier waaraan ons longhouse lag. Om het huis te bereiken, moesten we echter nog wel een boottocht maken van zo’n drie kwartier. Een houten longboat lag al voor ons klaar, waarvoor we eerst een ontzettend modderige en daardoor glibberige helling af moesten voordat we konden instappen. Met z’n drieën namen we plaats in de boot, waarna er voor mij nog een moeder en haar vijf jaar oude dochter instapten. Een mannetje achterin bestuurde de boot en wist ons veilig door het bruine water te loodsen, om alle uitstekende rotsen heen, dieper de jungle in. Om ons heen zagen we alleen maar dichtbegroeide jungle. Het meisje draaide zich om en liet een glimlach zien; ze vond het uiteindelijk grappig om handgebaren te maken en handjeklap met me te spelen. Het werd daardoor een grappig boottochtje.

Tegen vijven bereikten we dan eindelijk het longhouse. Na een volgend pad van gladde modder kwamen we op een normaal stenen pad terecht dat naar het longhouse liep. Een vrouw was met een lepel en een deksel al naar buiten gekomen, om ons trommelend welkom te heten. Het houten longhouse was op palen gebouwd, aangezien het terrein hier niet vlak was. Alhoewel het stenen pad via een trap naar het huis liep, namen wij nu een speciale kleinere ingang, waarvoor we over een tot trap uitgehakte boomstam naar boven moesten klimmen. We kwamen uit op de veranda, waar we werden ontvangen door de leider die ons meteen een glaasje rijstwijn aanbood. We zagen meteen goed de afmeting van het longhouse en begrepen waar de naam vandaan kwam. Alhoewel de veranda, welke overigens deel uitmaakte van het longhouse en ook onder het dak lag, slechts enkele meters breed was (zo’n 5 meter), was deze wel ontzettend lang. Aan de ene kant waren allemaal openingen naar buiten, waar het stenen pad opnieuw lag. Aan de andere kant bevonden zich allemaal ramen en deuren, welke leidden naar de ‘huizen’. Je moest het inderdaad een beetje als een motel zien: iedereen leeft hier onder hetzelfde dak, deelt dezelfde veranda, maar heeft wel zijn eigen huis. Toch bestond elk huis slechts uit één (ruime) kamer en had het een kleinere zolder voor rommel. De kamer werd gebruikt door een familie om te wonen, koken, eten en slapen. Gedeelde (westerse) toiletten en erg eenvoudige douches bevonden zich in een hok buiten. De veranda was leuk versierd met handgemaakte slingers, terwijl aan de wanden diverse posters en ansichtkaarten hingen. Grappig genoeg hing er ook een slinger van ‘Hup Holland Hup’ en een poster van onze ex-bondscoach. Volwassen familieleden, gekleed in eenvoudige kleding -oma had voor de gelegenheid een stuk stof om haar eerder ontblote bovenlijf geslagen-, zaten in groepjes met elkaar te kletsen, aangezien het werk van de dag er op zat. We kregen vrije tijd om rond te kijken en ik gaf m’n chocolaatjes aan de aanwezige kinderen, slechts een stuk of tien, die er erg blij mee leken te zijn. Ze nodigden me uit om aan het andere eind van het longhouse, pakweg een dozijn huizen verder, in de hoek mee te doen met een zeer eenvoudig potje voetbal. De kinderen waren nog erg jong, dus dit was ook voor mij niet heel moeilijk. Erg vermakelijk en vermoeiend was het wel!

Ik kreeg nog de gelegenheid om rond te kijken bij het longhouse en zag nog een paar andere kleine gebouwtjes, welke beduidend minder mooi waren. Het terrein om het huis was tevens rommelig en had zeker niet de bijzondere sfeer die ik destijds bij de hilltribes in het noorden van Thailand had. Op de veranda keek ik naar houten handwerk, waarna ik kennismaakte met de overige toeristen die via andere reisorganisaties deze trip hadden geboekt. Er waren het Hongaarse koppel, twee Franse vrienden en een gezellig Nederlands echtpaar, die hier met Fox zaten; hun groepsleden wilden echter meer luxe en hadden besloten in een resort in de buurt te blijven. In de avond kregen we bij onze eigen gids een avondmaaltijd in het huis van een aan ons aangewezen familie. Joe had gekookt voor ons en de familieleden en zo zaten we met z’n allen op de vloer te genieten van een heerlijke maaltijd met rijst, groente, kip en een gegrilde vis. Nadat iedereen was uitgegeten, namen we met z’n allen plaats op de veranda; het avondprogramma ging van start. Buiten was het al donker geworden en de generator was aangezet om ons binnen van licht te kunnen voorzien. Na een welkomstwoord door de leider en de diverse gidsen kregen we de gelegenheid om onze gekochte geschenken te overhandigen aan de leider. Hij zou alles op een later moment verdelen onder de aanwezige families. Iedereen kreeg rijstwijn of rijstwhiskey aangeboden, waarvan het eerste een stuk beter te drinken was. Enkele leden van de ‘Orang Ulu-stam’ (de mensen in dit longhouse), gekleed in bijzondere kostuums, lieten vervolgens een traditionele dans aan ons zien. Eerst danste een man op een rustige en unieke wijze rond, waarbij hij onder meer een speer en een schild gebruikte. Hierna liet een vrouw haar bewegingen zien, waarbij ze haar armen en handen sierlijk ronddraaide. Dit werd door twee anderen nog eens herhaald. Het zat er vervolgens dik in, ook wij moesten meedoen, waardoor we iets later met z’n allen in een cirkel de dans moesten herhalen, allemaal met een hoofdtooi op. In plaats van dat wij de stamleden filmden, werden wij nu gefilmd door hun telefoons. Enkele personen moesten het daarna nog individueel demonstreren, maar ik werd daarbij gelukkig niet uitgekozen. Het vermakelijke avondprogramma kwam hiermee ten einde, maar dit betekende niet dat we al naar bed hoefden te gaan. Op de veranda bleven we nog enige tijd met elkaar kletsen, waarbij we onder andere meer leerden over de stamleden (waaronder hun tattoos). Heel laat maakten we het echter niet, omdat de generator om 22.30 uur uit zou gaan. Buiten was het begonnen met regenen, wat het tripje naar het toilet voor het slapengaan er iets minder prettig op maakte. Daarnaast hoopte iedereen er ‘s nachts niet uit te hoeven. Verspreid over de hele veranda waren matrassen voor ons neergelegd, afgeschermd met een muskietennet. Alhoewel de matrassen prima lagen, vond ik m’n kussen veel te hoog, waardoor ik deze al snel naast me neerlegde en kleding onder m’n matras propte om het stuk bij m’n hoofd te verhogen. Terwijl het steeds harder begon te regenen en dit voor een steeds luider lawaai zorgde op de veranda, probeerde ik te gaan slapen na deze leuke maar vermoeiende dag.

Tip van de dag: als je camera in een vochtige tas zit, maak deze dan van zowel binnen als buiten heel goed droog, anders kun je het wel vergeten om duidelijke foto’s van orang-oetans te maken.

Opvallend feitje: 100 jaar geleden kon je maar beter ver uit de buurt blijven van de Orang Ulu, aangezien het toen nog koppensnellers waren!

Dag 125: Gepeperde hanen
Vrijdag 13 juli 2012

Al in de vroege morgen gingen aan alle kanten rond het longhouse allerlei wekkers af. De ene haan was nog niet opgehouden met kakelen of de andere begon al met zijn luide ochtendritueel. Het zou echter nog anderhalf uur duren voordat we om 8 uur een ontbijt zouden krijgen, waardoor we nog enige tijd konden blijven liggen. Om ons heen stonden de bewoners van de huizen al op, om kinderen naar school te brengen of om naar het werk te gaan. We kregen de mogelijkheid om te douchen onder een klein koud straaltje water; sommige bewoners kozen echter liever voor de rivier. Elke gids had opnieuw alleen voor zijn eigen toeristen en de bewoners van het aangewezen huis een ontbijt klaargemaakt. Het was een verrassend goed ontbijt met thee en koffie, brood, eieren, worstjes, bonen, ananas en banaan, en plakjes cake waar de aanwezige mieren ook dol op leken te zijn.

Na het ontbijt stonden er nog een paar korte activiteiten op het programma alvorens we zouden terugkeren. Na enige tijd wachten konden we eindelijk van start gaan. Als eerste werden er twee hanen opgetrommeld, welke werden vastgegrepen en tegenover elkaar werden gezet. De hanen waren getraind om met elkaar te vechten en keken elkaar kwaad aan; hun nekveren stonden als een kraag overeind. Toen ze werden losgelaten, draaiden ze om elkaar heen en probeerden ze elkaar aan te vallen. Ze doken op elkaar af, sprongen over elkaar heen en haalden naar elkaar uit met hun veren en snavels. Ze werden verder opgejut door hun twee eigenaren. Het was eigenlijk een zeer treurig gezicht, wat nog triester werd toen verteld werd dat het er tijdens festivals minder vriendelijk aan toe gaat dan bij deze demonstratie. De hanen krijgen dan mesjes onder hun poten gebonden en het gaat dan om een strijd tussen leven en dood. Elke dierenliefhebber zou hier natuurlijk fel tegen zijn, maar hier werd het helaas normaal gevonden. Officieel was het verboden, maar als je een vergunning bij de politie zou kopen, zou het voor een uur of twee wel mogen. De gids beschouwde dat niet als omkoping. Gokken op de winnaar bleef illegaal, alhoewel dat toch gedaan werd. Dat de lokale mensen hier puur aan hun eigen belang denken en totaal geen omkijken hebben aan de natuur en de dieren in de jungle, bleek hierna nog tweemaal. Er werd ons, net als in Taman Negara, een demonstratie gegeven van een blaaspijp, waarbij we dit zelf ook een paar keer mochten proberen op een doel. Het ging mij deze keer beter af dan de vorige keer, waarbij ik het doel min of meer in de roos wist te raken. De lokale bevolking gebruikt de blaaspijp tegenwoordig niet vaak meer, omdat ze de mogelijkheid hebben om op de markt eten te kopen. Toch hebben ze daar niet altijd zin in (omdat deze ver weg en duur is), waardoor ze simpelweg de jungle intrekken en apen proberen te schieten. Dit is echter verboden in de wet en er staat een hoge geldboete en gevangenisstraf op. Maar ja, niemand zal dat controleren in de jungle, dus kunnen ze de apen best neerschieten. Dat de apen bedreigd zijn en tot een uitstervend ras behoren, interesseert hen niets; zolang zij maar kunnen eten. Ook het verdienen van geld is belangrijker dan het behouden van de jungle, aangezien stukken jungle rond het longhouse waren afgebrand om het gebied om te vormen tot een peperplantage. Er waren allemaal peperplantjes geplaatst, waarbij sommige nog klein waren, maar andere al groter waren. Zodoende konden ze elke paar dagen weer nieuwe peper van de plantjes oogsten en laten drogen, om vervolgens te verkopen. We liepen over de plantage heen, bekeken enkele bolletjes peper, zagen grote slakken en liepen nog een klein stukje tussen de nog aanwezige bomen, alvorens terug te komen bij het longhouse.

Het was tijd om het longhouse te verlaten. We pakten onze spullen, ik gaf mijn resterende chocolaatjes aan de aanwezige kinderen en volwassenen -die er ook erg blij mee waren; zelfs oma en opa glunderden-, we zeiden de andere toeristen gedag en gingen door de glibberige modder naar de boot. In dezelfde bezetting als gisteren voeren we door het lage water stroomafwaarts, waardoor we de parkeerplaats met de auto binnen een halfuur bereikten. Opnieuw was de ontzettend modderige helling hier geen pretje, maar gelukkig konden we onze voeten afspoelen voordat we in de auto stapten. Gids Joe nam weer plaats achter het stuur en we begonnen aan een lange rit terug naar Kuching. We stopten bij exact hetzelfde restaurant om een nagenoeg identieke lunch te krijgen als gisteren, waarna we bij een peperplantage nog meer peperplantjes te zien kregen. Ook werd hierbij gedemonstreerd hoe peper gesplitst werd van vuil en werd ons uitgelegd wat het verschil was tussen witte en zwarte peper. Beide komen ze van dezelfde groene bolletjes, maar witte peper wordt gepeld voordat deze gedroogd wordt. De rit in de middag was lang, saai en vermoeiend en af en toe kletste ik nog wat met Khalid om meer te leren over Oman en andere Arabische landen. Tegen een uur of vier was ik terug bij m’n guesthouse in Kuching, waar m’n bed er nog steeds zo bij lag als ik deze had achtergelaten. Na vele lange dagen en korte nachten voelde ik me moe, heel erg moe. Na een fatsoenlijke douche en een snelle avondmaaltijd ben ik daarom ontzettend vroeg naar bed gegaan, in de hoop morgen weer iets meer energie te hebben.

Tip van de dag: neem voldoende nachtrust, want anders komt er dag waarop je je moe en zwak voelt en totaal geen puf hebt om ook maar iets te ondernemen.

Opvallend feitje: de mensen in het longhouse houden ook honden als huisdieren.

Dag 126: Het ritme van de jungle
Zaterdag 14 juli 2012

Hoe moe ik was na een drukke week, bleek wel uit het feit dat ik pas om 10.30 uur m’n bed uit kwam, terwijl ik om 21 uur al naar bed was gegaan. Ik stond in alle rust op en merkte dat ik weer meer energie had dan gisteren. Dat betekende dat ik m’n geplande activiteit kon doorzetten. Alhoewel het oorspronkelijk niet m’n bedoeling was om de Sarawak Cultural Village te bezoeken, heb ik dat uiteindelijk toch gedaan. Maar niet zozeer om naar alle verschillende longhouses te kijken die hier waren nagebouwd, zoals het vergelijkbare park bij Jakarta. De reden was dat zich hier het jaarlijkse zeer populaire driedaagse Rainforest World Music Festival plaatsvond, welke gisteren was begonnen. Nu ik hier toch aanwezig was, zou het zonde zijn om dit bijzondere evenement te missen. Het park lag niet in Kuching, maar daar zo’n drie kwartier buiten. Gelukkig waren er voldoende voorzieningen getroffen om bezoekers naar het (betaalde) festival te kunnen brengen. Er waren speciale bussen in de stad ingezet om je naar een bepaalde plek te brengen en er waren bussen die naar het festival gingen. Ook het nemen van een minibus vanaf bepaalde hotels was mogelijk.

Rond tweeën nam ik een grote bus naar het park, waar ik al vele auto’s geparkeerd zag staan. Samen met vele andere toeristen betrad ik het dorpje, waar het al een drukke bedoeling was. Dat was niet verwonderlijk, want het was zaterdag en het weer zag er goed uit. Ik hoopte dat dat zo zou blijven, want de afgelopen dagen heeft het later op de dag altijd geregend. Het park was niet ontzettend groot, dus leek het me zeker niet de moeite waard om te bezoeken, vooral als je al echte longhouses had gezien. Rond een centraal meer waren huizen in verschillende stijlen gebouwd, allemaal behorend bij een bepaalde stam in de jungle van Sarawak. Sommige huizen waren rond en stonden op hoge palen, terwijl anderen rechthoekig waren. Wel waren ze allemaal van hout en hadden ze vaak versieringen aan zowel de buiten- als binnenkant. In sommige huizen lagen verschillende gebruiksvoorwerpen. Maar vandaag draaide het dus niet hierom. Door het park heen waren veel meer tentjes gebouwd voor het festival. Op veel plekken kon je eten en drinken krijgen. Soms waren dat lokale gerechten, maar vaker was dat het standaard festivalvoedsel zoals burgers en gefrituurde kip. Het festival werd gesponsord door een biermerk; heel toepasselijk een merk dat de kleur junglegroen gebruikt op zijn blikjes en flesjes en verrassend genoeg geen lokaal merk is, maar een merk waar wij als Nederlanders trots op mogen zijn.

In de middag zouden er op diverse plekken in het park workshops plaatsvinden. Bij een zeker longhouse zaten mensen op de vloer te kijken naar enkele mannen die op een ritmische wijze muziek aan het maken waren. Het klonk erg goed en het publiek liet dat weten ook. In een ander en groter longhouse was de sfeer echter nog vele malen uitbundiger. Een groepje nationale drummers en andere muzikanten hadden zich namelijk op het podium verzameld en maakten hele vrolijke muziek. Alhoewel het publiek in eerste instantie nog bleef zitten, duurde het niet lang voordat de hele groep op z’n voeten stond om mee te dansen op het ritme van het getrommel. Het was prachtig om te zien; vanaf de zijlijn, aangezien de hele ruimte al volstond. Aan het einde van de workshop was er eventjes pauze, waarna ik voor de volgende workshop wel tussen het publiek kon gaan zitten voor een beter zicht. Een vrouw en enkele mannen uit Congo namen nu plaats op het podium, waarbij de daaropvolgende drie kwartier volledig in het teken stond van het swingen met de heupen en allerlei andere ritmische bewegingen van de Afrikaanse dans. Omdat het podium niet heel hoog was, zag het merendeel van het publiek niet goed wat er gebeurde, dus deed iedereen vaker maar waar hij of zij zelf zin in had. Desondanks werd er hier een erg vrolijk feestje gebouwd!

De workshops waren hiermee voorbij, maar dit betekende nog niet het einde van de muziek. In een ander longhouse trof ik een man aan die in zijn eentje op een gitaarachtig instrument een liedje aan het spelen was. Met minder mensen die om hem heen zaten, was de sfeer hier iets intiemer. Hij nodigde mensen uit om het instrument uit te proberen, waarbij twee personen het nummer redelijk goed wisten na te doen. Het zal me niets verbazen als deze twee al ervaring met een normale gitaar hadden. In de wachttijd die ik had tot het avondprogramma had ik tevens de tijd om de verschillende kraampjes te bekijken. Verspreid door het park bevonden zich tentjes waar je henna-tattoos kon laten zetten of speciale vitaminepilletjes kon kopen. Daarnaast had je een volledige bazaar met handwerk, waarbij er op vele tafeltjes handgemaakte sieraden, poppetjes, manden, tasjes en andere souvenirs uitgestald lagen. Alhoewel ik het in eerste instantie niet doorhad, bleek alles uit diverse landen afkomstig te zijn. Je kon je ook laten verkleden in een traditioneel kostuum van een volksstam, wat één Engelse toerist liet doen, tot groot vermaak van alle mensen om hem heen. Ik keek nog even bij een man die aan enkele belangstellenden lesgaf in het bespelen van een ukelele en bekeek een optreden dat wel heel erg weg had van het optreden dat ik in het longhouse had gekregen. Na een avondmaaltijd liep ik naar het grotere festivalterrein, waar ik wachtte tot het donker zou worden en de spectaculaire avondvullende programmering zou beginnen.

Het hoogtepunt van het festival vond elke avond plaats, op twee podia op een groot grasveld. Gedurende de avond zouden er verschillende optredens plaatsvinden. Het was het World Music Festival, dus groepen vanuit alle hoeken van de wereld waren hier bijeen gekomen om hun beste nummers te laten horen. En dan ging het niet om muziek uit de desbetreffende landen van het niveau ‘Krokobil’, maar om speciale traditionele volksmuziek. Elk land of elke groep had een tijdvak van een uur, dus er zou aardig wat variatie zijn gedurende de avond. En die variatie heb ik ook zeker gekregen tussen 19.30 uur en middernacht. Na een energieke introductie door Maleise drummers en zangers, die enthousiast tussen het publiek doorliepen, trapte een zeskoppige Mongoolse volksband het spits af. De muziek die zij maakten, had ik nog nooit eerder gehoord, maar was wel ontzettend uniek en indrukwekkend. De mannen speelden op enkele instrumenten, maar de grootste troef was hun zang. Ze zongen namelijk niet op een normale manier, maar maakten geluid vanuit hun keel. Het leek op de combinatie van het lage gebrom van een Tibetaanse monnik en het geluid van een brulkikker. Dit klonk in eerste instantie ontzettend vreemd, maar was in combinatie met hun instrumenten wel geweldig. De nummers die ze zongen, gingen over Mongolië, zoals de paarden, het vee, de steppes en de overige natuur. Het volgende optreden was van een man die afkomstig was van de Reunion Islands. Ik heb veel respect voor degene die die eilanden kan aanwijzen op de kaart. De man was niet de jongste meer, maar toch wist hij het een uur lang voor elkaar te krijgen om te schudden met een soort gesloten wasbord met rijst, zand, of kleine steentjes. Dit gaf een erg unieke sound en met zijn gezang erbij wist hij een vermakelijk optreden te geven, alhoewel een uur ietwat aan de lange kant was.

Op het andere podium werd in de tussentijd alles klaargezet voor de volgende act, waarvoor aardig wat muzikanten waren opgetrommeld. Een grote multiculturele Maleise drum- en trommelband (inclusief fluit en gitaren) wist hier een weergaloos optreden te verzorgen waarbij alle remmen losgingen. De muziek die zij speelden klonk ongelooflijk energiek en was erg divers, variërend van een eigentijdse versie van een traditioneel nummer van The Corrs, tot een modern Maleis nummer. Het was duidelijk dat iedereen genoot van dit optreden, want het publiek kwam helemaal los en wist de band nog een extra nummer uit te lokken aan het eind. Hierna werden op het andere podium de sambaballen tevoorschijn gehaald, want er stond een Braziliaans optreden op het programma. De muziek was vermakelijk, maar wat mij betreft veel te eentonig. Ik kreeg de indruk een uur lang precies hetzelfde te horen. Tegen half twaalf begon het laatste optreden van een Tsjechische rockgroep, die eveneens aparte klanken wist te produceren. Toch was dit niet ieders favoriet, aangezien je langzaamaan mensen zag afdruipen. Ook ik had geen zin om tot het einde te blijven, mede omdat ik al lang genoeg had gezeten, moe was en de enorme menigte voor wilde blijven bij de bushalte.

Ik liep naar de uitgang van het park, waar er al een enorme rij stond bij de haltes voor de shuttlebussen. Ik sloot achteraan aan en heb een uur staan wachten tot ik eindelijk een bus kon nemen. Toen we wegreden zag ik de resterende festivalgangers het park verlaten; ik vroeg me af hoe lang het zou duren voordat zij eindelijk allemaal een bus terug zouden hebben. Het eerste stuk van de rit verliep ontzettend traag, omdat de bus nauwelijks vooruit kon komen door de drukte op de weg, de auto’s die parkeerplaatsen verlieten en door controle van politie. We hebben zo’n drie kwartier gedaan over een stukje waar we op de heenweg slechts vijf minuten over hadden gedaan. Ik kwam daarom pas ook laat, ver na tweeën, pas weer aan in m’n guesthouse, waar ik direct naar bed ben gegaan. Het was een mooie en speciale dag en ik was blij opnieuw het geluk te hebben een festival te kunnen hebben meemaken. Maar toch was ik ook wel blij m’n bed, ondanks dat ik er weer op tijd uit zou moeten.

Tip van de dag: wil je iets goedkoper uit zijn op een al dure dag, koop dan geen Heineken, aangezien een blikje maar liefst 9 ringgit kost, 2,25 euro. Voor een flesje Coca-Cola (dus met meer inhoud) betaal je daarentegen slechts 3 ringgit.

Opvallend feitje: iedereen liep de hele dag rond met een groen polsbandje.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *