Komodo National Park & Nusa Tenggara
Dag 158: Aan boord van de 115
Woensdag 15 augustus 2012
Van de Nederlandse eigenaresse kreeg ik in de ochtend op de veranda voor m’n kamer een pannenkoek en een kopje thee voorgeschoteld. De lucht was blauw en het zonnetje scheen al lekker, en ik hoopte dat dat de komende vijf dagen zo aan zou houden. Ik checkte uit bij de homestay en kon daar enig wasgoed achterlaten, zodat ik tijdens m’n trip minder hoefde mee te nemen. Zondagavond zal ik hier namelijk weer terugkeren. Samen met Ellen liep ik naar het kantoortje van Perama, dat niet ver weg was. We checkten hier om 8.30 uur in, waarna ons gevraagd werd wat onze T-shirtmaat was; we zouden later namelijk nog een souvenirtje krijgen. Al snel stroomde het aardig vol van de mensen voor het kantoortje en rugtassen lagen ondertussen overal verspreid. Er stonden twee grote bussen klaar om iedereen te vervoeren, waarbij het bleek dat alle personen tevens verdeeld zouden worden over twee verschillende boten. Ondanks dat beide boten dezelfde route zullen afleggen, zouden we elkaar slechts af en toe tegenkomen. Ik stapte in de bus voor de groep die boot ‘115′ aangewezen had gekregen; betere namen konden ze waarschijnlijk niet verzinnen, want de andere boot werd ‘212′ genoemd. Ellen stapte ook in, net als de Britse Steph, de Duitse Klaus, een Spaans koppel, een Nederlands gezin met een zoontje, een Frans gezin met twee zoontjes, drie Italiaanse meiden, twee Nederlands koppels en nog enkele Duitsers, Fransen, Spanjaarden en Italianen waar ik niet echt contact mee heb gehad. In totaal waren we toch wel met zo’n 30 personen, allemaal afkomstig uit Europa. We werden verwelkomd door de enthousiaste gids Garry. Meer crewleden zouden we op de boot tegenkomen. Garry vertelde ons het een en ander over de één-, drie- of vijfdaagse trip die we zouden maken en hoopte dat we ons allemaal uitermate zouden vermaken. Hij beloofde ons een groot avontuur tijdens dit ‘very crazy and happy ending program’, waarbij hij (onbewust) op een erg leuke manier rolde met de letter ‘r’.
De bus vertrok en in een uurtje reden we van Senggigi naar Mataram, de grootste stad aan de westkant van Lombok. Omdat we onderweg niet de gelegenheid zouden hebben om inkopen te doen, kregen we nu een halfuurtje de gelegenheid om in een winkelcentrum alle benodigdheden te kopen die we nog niet hadden meegenomen. De meeste mensen hadden uiteraard alles al bij zich en doken hier slechts even de supermarkt in om nog wat snacks in te slaan, aangezien alleen de drie maaltijden zaten inbegrepen in de prijs van de trip. Een enkeling probeerde nog een cheeseburger te scoren bij de McDonald’s, maar greep mis omdat het nog te vroeg was. Terug in de bus kregen we allemaal een T-shirt, met op de voorkant een grote komodovaraan en op de achterkant een beschrijving van deze reusachtige hagedis. Ik vroeg me af hoeveel mensen dit T-shirt deze trip zouden gaan dragen. Er volgde vervolgens een rit van zo’n twee uur naar de oostkust van Lombok. Terwijl we het hele eiland doorkruisten, kwamen we langs kleine dorpjes, boerenland en rijstvelden. De meeste personen zagen er, net als ik, niet heel veel van, aangezien iedereen meer in de bus lag te suffen dan naar buiten te kijken. Toen we er bijna waren, maakten we een stop in een klein dorpje. We stapten de bus uit en liepen langs een paar huisjes en rijstvelden naar een pottenbakkerij. Een vrouw die op de grond zat, liet ons hier zien hoe ze ontzettend snel van een stuk klei een sierlijke pot wist te maken. Interessanter vonden de meeste mensen echter het oude vrouwtje dat naast haar in een pan ‘emping’ stond te frituren, een soort kroepoekachtige snack. Iedereen had namelijk al honger en keek daarom met het water in z’n mond naar de grote schaal met gefrituurde snacks. We hadden geluk en kregen allemaal een stukje te proeven. Nadat we het winkeltje hadden gezien met potten, vazen en schalen, bracht de bus ons naar de rederij van Perama. Hier was men bezig met de bouw van een nieuwe boot, welke ze volgend jaar hopen in te zetten tussen Bali en Lombok. Bijna de hele boot was van hout gemaakt en was al stevig genoeg voor ons om een kijkje in te nemen. Toch zou er nog aardig wat werk verricht moeten worden om de boot af te krijgen, omdat we hier en daar goed moesten oppassen niet door de houten vloer te stappen of om een traptrede te missen.
Na dit bezoekje arriveerden we dan eindelijk in de haven van Labuan Lombok. Hier lagen twee boten naast elkaar, de 115 en de 212. Met al onze bagage gingen we aan het boord van de juiste boot. De boten verschilden enigszins van elkaar, maar leken verder veel overeenkomsten te hebben. Toch leek onze boot net iets beter, omdat er een groter dek aan de voorkant was. In eerste instantie zag de boot er niet ontzettend groot uit, maar dit bleek uiteindelijk best mee te vallen. De boot had twee verdiepingen. Onderaan (afgezien van de ruimte daaronder met de motor, opslagkasten en enkele slaapplekjes voor de crew) waren aan de voorkant twee bankjes bevestigd. Daarachter bevond zich de openbare ruimte met de bar en de keuken. Deze ruimte diende tevens als slaapruimte. Daar weer achter bevonden zich enkele cabines voor mensen die meer geld hadden betaald voor de trip, met daar weer naast een drietal eenvoudige hokjes met westerse toiletten en een douchekop. Achteraan hing een klein bootje. Met trappen aan zowel de voor- als achterkant kon je op het bovendek komen. Vooraan was het ruim genoeg voor aardig wat personen om op rieten matjes te gaan zitten of liggen, om zodoende van de zon te kunnen genieten. Daarachter bevond zich de cabine van de kapitein, gevolgd door nog enkele slaapcabines. Aan weerszijden waren paden naar het overdekte achterdek, waar prima slaapmatten op gelegd konden worden voor de mensen die, net als in de openbare ruimte beneden, een kleine 100 euro minder hadden neergelegd voor de trip. Van Garry kregen we een introductie bij de bar, waarna we om 14.30 uur begonnen te varen. We konden nu ook eindelijk pas gaan lunchen. Op de bar waren schalen met eten neergezet en iedereen kon een bordje opscheppen met rijst, kip, groente en tempé. Stukjes meloen waren ook aanwezig, net als water.
Tijdens het varen kwamen we langs de Rinjani, de hoogste berg van Lombok. Helaas was deze moeilijk te zien vanwege de vele wolken die ondertussen voor de top waren gekropen, maar Steph kon ons wel vertellen dat het uitzicht vanaf de top in de ochtend stukken beter was. Ze had voor deze trip de berg namelijk beklommen, wat niet heel eenvoudig geweest scheen te zijn. Na een relaxt uurtje varen kwamen we aan bij een klein tropisch eilandje, Gili Bagik. Alhoewel het eilandje officieel eigendom was van de overheid, werd het ook wel het Perama Resort genoemd. Al bijna 20 jaar onderhoudt Perama dit eilandje namelijk voor de toeristen. Ze hadden er een klein gebouwtje neergezet, een volleybalnet gespannen, een vuurcirkel aangelegd, enkele boomhutten gebouwd en douchecabines neergezet. Verder had het eilandje niet veel meer dan een prachtig strand en palmbomen. Met behulp van het kleine bootje dat achterop de boot hing, werden we in kleine groepjes naar het eiland gebracht. De grote boot kon hier namelijk niet komen. Er werd tevens een bak vol met snorkels en duikbrillen meegenomen, zodat iedereen kon gaan snorkelen als hij of zij dat wilde. Dat wilde ik uiteraard ook doen en niet veel later bevond ik me, net als de meeste anderen, in het water. Met Ellen en Steph liet ik me door de stroming meevoeren langs de kust, waarbij we genoten van het rijkelijk aanwezige koraal. Het zag er prachtig uit en er zwommen behoorlijk wat kleurrijke visjes tussen. Het was hier niet heel erg diep, dus duiken was in principe niet nodig. Toch was het wel weer even wennen om te snorkelen, in plaats van te duiken, alhoewel dit natuurlijk stukken makkelijker was. De stroming liet ons echter wel erg ver meevoeren, en de crew begon zich zorgen te maken, zodat ze ons met een bootje oppikten. Het scheelde ons in ieder geval een stuk terugzwemmen tegen de stroom in. In het water hadden we ook stukjes koraal op kleine rotsblokken gezien en Garry vertelde ons later dat men hier aan het planten van koraal doet, om zodoende het ecosysteem te herstellen en de omgeving interessanter te maken voor de toeristen. Helaas konden wij geen handje meehelpen met het planten, omdat het getij op dat moment niet goed was.
We keken toe hoe enkele mensen enthousiast met een potje volleybal bezig waren, waarna een mooie zonsondergang plaatsvond. De lucht begon hierbij mooi te kleuren, wat weerspiegeld werd door het water. Het werd al snel donker, maar bij de bar was het kampvuur al ontstoken en iedereen -de passagiers van beide boten- nam hieromheen plaats. Er stond hier tevens een barbecuediner met vis voor ons klaar. Toen iedereen was uitgegeten en in groepjes met elkaar was begonnen te kletsen, werden er door de crew enkele muziekinstrumenten tevoorschijn gehaald, waaronder een gitaar. Ze wisten echter niet heel goed wat ze moesten spelen, waarna er enkele onbekende Indonesische nummers volgden. Het verliep enigszins rommelig, maar was goed bedoeld. Bekende liedjes die de toeristen kenden, kwamen niet echt voorbij, waardoor het publiek niet echt de mogelijkheid had om mee te doen. Meedoen moesten we daarna echter wel, en wel bij het leren van een paar dansjes. Er waren in totaal tien verschillende dansjes die bij een bepaald nummer hoorden, maar wij zouden er slechts drie hoeven te leren. Niet iedereen deed mee, maar uiteindelijk stonden we toch nog met aardig wat personen in rijen op het strand opgesteld. Terwijl de erg vrolijke muziek werd afgespeeld, leerden we een dansje waarbij je twee stapjes naar rechts moest nemen, twee naar links, twee naar achteren, voren, achteren, voren, achteren, voren, achteren, een kwartslag moest draaien en klappen. Dit herhaalde zich voor enige tijd, waarna nog twee dansjes volgden met iets meer heupbewegingen. Het was een vrolijke en dolle boel.
Om 21 uur lieten we enkele mensen, waaronder een Nederlands koppel, achter op het eiland, aangezien zij hier zouden overnachten. We gingen terug aan boord en begonnen te varen. Aangezien we een behoorlijke afstand zullen afleggen in de komende dagen, was varen in de nacht onvermijdelijk. Op het achterdek waren 12 matjes en kussentjes neergelegd en ik zocht een plekje op om m’n lakenzak neer te leggen. M’n grote tas paste hier niet meer en moest ik in een apart hok plaatsen. Iedereen maakte zich klaar om te gaan slapen. Eventjes brak er kleine paniek uit, aangezien er in de tas van Ellen een kleine schorpioen vanaf Senggigi was meegereisd. Ze werd op de rug van haar hand gestoken en verbeet zich van de enorme pijn van het gif dat in haar terecht was gekomen. De schorpioen werd doodgeslagen en de crew wreef delen van het dode beest over haar hand heen, aangezien dit volgens hen zou helpen. Door verschillende mensen werden zalfjes en pillen aangeboden en op advies van Klaus, die dokter was (maar niet gespecialiseerd was in dit soort gevallen), werd het een en ander gebruikt. De pijn leek nog niet over te gaan en iedereen hoopte op een goede afloop. De crew vertelde dat het geen dodelijke schorpioen was, maar aan hun stemmen te horen, hadden ze niet heel veel kennis. Iedereen probeerde vervolgens te gaan slapen, wat niet heel erg meeviel vanwege het geschommel van de boot. Toch leek het erop alsof iedereen de slaap op een gegeven moment wist te vatten.
Tip van de dag: bespaar jezelf geld en ga gewoon op het dek liggen, in plaats van in een cabine. Het achterdek ligt nog best goed en je zit tenminste niet zo opgesloten. Daarnaast schommelt het er net ietsje minder omdat je meer naar achteren zit en heb je er minder last van de luide motor. Het kan er overigens wel ietsje kouder zijn als er wind staat.
Opvallend feitje: niet iedereen heeft even flexibele heupen.
Dag 159: Zout water
Donderdag 16 augustus 2012
Iedereen had maar gemiddeld geslapen vanwege het geschommel van de boot en de niet al te lange slaaptijd in de ochtend. We moesten om 6.30 uur namelijk al opstaan omdat we een ontbijt zouden krijgen. Ellens hand deed nog steeds pijn, maar het was gelukkig niet erger geworden, wat op zich een goed teken was. Ook het ontbijt kwam in buffetvorm, waarbij er op de bar schalen stonden met toast en gekookte eieren. Het was mogelijk om een douche te nemen, alhoewel de meesten hiervan afzagen vanwege het programma van deze ochtend. De boot had ondertussen aangelegd voor Satonda Island, een redelijk groot, maar geheel verlaten eiland. Alhoewel ons van tevoren was verteld dat we goede wandelschoenen moesten meenemen, was het voor de trekking die we nu zouden doen, niet echt nodig. Deze zou namelijk maar zo’n 10 minuten duren, niet echt iets om bang van te worden. Met de kleine boot werden we allemaal afgezet op het eiland, waarna we aan onze wandeling begonnen. We volgden een pad bergopwaarts, tussen de bomen door. Bovenaan hadden we een mooi uitzicht over de baai waarin de twee boten lagen, met mooi blauw water en witte reflecties van het felle zonlicht. In de verte zagen we de restanten van een vulkaan waar zich volgens wetenschappers de grootste uitbarsting in de geschiedenis heeft plaatsgevonden. Dit had dus wel grote gevolgen voor de vulkaan zelf, aangezien de 2400 meter hoge krater een stuk hoger was in het verleden. Op dit eiland bevond zich ook een krater, dat vanwege de andere vulkaan helemaal was ondergelopen met het zoute zeewater. Dit meer, midden op het eiland, was ook nu nog zout. Terwijl we terug naar beneden liepen, hadden we een blik op het meer, waarna we konden kiezen om in de zee te gaan snorkelen, of in het meer te gaan zwemmen. We hadden niet de indruk dat het meer heel boeiend zou zijn, dus pakten we onze snorkels en sprongen we de zee in. Het duurde echter niet lang voordat we hier weer uitkwamen, want er bleken vele kwallen in het water rond te hangen. Enkele personen waren al geraakt op diverse plekken en kregen jeuk. We zijn vervolgens dan toch maar naar het zoutwatermeer gelopen om te gaan zwemmen. Helemaal naar de overkant zwemmen was geen optie, want het was veel te groot, maar het was alsnog even vermakelijk om even de verfrissing op te zoeken. Op de houten pier van het eiland konden we daarna weer opdrogen -je was met de volle zon binnen 5 minuten al helemaal droog-, alvorens we werden opgepikt door de boot.
Op de boot vonden sommigen het grappig om vanaf het bovendek in het water te springen, nu deze nog stil lag. Om 10.30 uur kon dat echter niet meer, omdat we begonnen te varen naar de volgende locatie. De meeste mensen namen op een rieten matje plaats op het voordek om uitgebreid te zonnen. Zonnebrand werd tevoorschijn gehaald om verbrande lichaamsdelen te voorkomen. Iedereen kletste om elkaar beter te leren kennen, alhoewel men zich ook bezig wist te houden met meegebracht leesvoer. Er stond aardig wat wind en de boot schommelde behoorlijk op en neer. Vooral op het voordek was dit erg goed te merken en dit bleek op een gegeven moment z’n tol te eisen. Steeds meer mensen dropen af naar het achterdek om daar met verschijnselen van zeeziekte op een matje te gaan liggen. Alhoewel ik nog nooit eerder ziek was geworden op een boot, voelde ook ik me na een tijdje niet lekker en ben ik tussen de anderen gaan liggen om het vervelende gevoel te verminderen. De zeeziekte zorgde er ook voor dat de meesten niet heel enthousiast aan de lunch van rijst, groente en tempé zaten en er niet bijster veel werd gegeten. Het varen was hierna helaas nog niet voorbij, aangezien we tot pakweg 16 uur non-stop door zijn gegaan.
We meerden aan bij Kilo/Donggo Beach en dit leek velen goed te doen; iedereen had behoefte om de boot voor enige tijd te verlaten. Het was al iets te laat om nog te gaan snorkelen, maar heel boeiend scheen de onderwaterwereld hier niet te zijn. Dit was tevens te merken aan het vele dode koraal dat hier was aangespoeld. Het volledige strand bestond uit kleine stukjes gebroken koraal, iets dat me deed denken aan Pulau Perhentian Besar in Maleisië. Het eilandje bood echter nog genoeg om ons enige tijd te vermaken. Het was laag water en langs het water was nu een hele vlakte van rotsen zichtbaar. Ernaast bevond zich een hoge rotsmuur. Het was mogelijk om over de vlakte te wandelen en ondertussen te kijken naar hoe de zon steeds verder richting de horizon afzakte. Tussen de rotsen bevonden zich allemaal kleine poeltjes, waarin we vele kleine zeesterren zagen bewegen, evenals kleine schelpdieren. Het was mogelijk om heel ver over de rotsen te lopen, maar ik wilde niet ontzettend ver lopen. Ik keerde om, liep langs een relatief dor landschap met kleine struikjes, lage boompjes en enkele hopen buffelstront en kwam weer uit bij het beginpunt. De crew had hier van droge takken een kampvuurtje gebouwd, waarvandaan we naar het laatste stuk van de zonsondergang zijn gaan kijken. Het was gezellig. Toen het donker was, was ik blij dat ik een zaklampje had meegenomen in m’n tas en gingen we uiteindelijk weer aan boord van de 115.
In de bar van de boot knipperden allemaal gekleurde lampjes; het leek wel kerstverlichting. Door de speakers klonk vrolijke muziek, onder andere van Bob Marley, waardoor iedereen lekker kon chillen. De andere boot naast ons had het een stuk minder plezierig, aangezien de motor niet meer werkte. De boot was donker en het was stil. Het duurde een tijd voordat het gerepareerd leek te zijn, maar ook zij konden vervolgens van hun avond genieten. We kregen opnieuw een smakelijke avondmaaltijd en hadden de mogelijkheid om uit een koelbox water, frisdrank en bier te pakken, zolang je dat maar op een lijst bijhield, aangezien dit niet was inbegrepen in de prijs. Het was een gezellige groep mensen en op het bovendek genoten we van de avond. Boven ons was een prachtige en heldere sterrenhemel te zien. Een enorme hoeveelheid sterren was te bewonderen; de maan was niet zichtbaar, omdat ik vermoedde dat het nieuwe maan was. Ondanks dat we dat hoopten, zagen we ook geen vallende sterren voorbij komen. Wat wel voorbij kwam, was vuurwerk. De crew had namelijk enkele eenvoudige vuurpijlen meegenomen, welke ze afstaken. Het leidde tot enige oeh’s en aah’s en was voor mij een mooie compensatie van het vuurwerkfestival dat ik vorige week in Scheveningen heb moeten missen. Hierna was iedereen toch behoorlijk moe, waarna de matrasjes weer werden opgezocht. Iedereen had wat slaap in te halen en had tevens energie nodig voor een bijzondere trekking morgenochtend!
Tip van de dag: neem pillen tegen zeeziekte mee als je een lange boottocht gaat maken.
Opvallend feitje: hier vlak bij de evenaar kent men het woord ‘schemering’ niet, aangezien het na de zonsondergang ontzettend snel -ongeveer binnen een kwartier- donker wordt.
Dag 160: Op jacht naar de draken
Vrijdag 17 augustus 2012
In de nacht was de boot verder naar het oosten gevaren, iets dat ditmaal een stuk rustiger was verlopen dan gisteren. Alhoewel het gisteren op het dek nog behoorlijk warm was, was het vanochtend een stuk frisser vanwege de wind die naar binnen waaide. Dit zorgde ervoor dat iedereen rond zessen al ontwaakte, wat op zich uitkwam, aangezien we zodoende de prachtige zonsopkomst konden meemaken. De koks waren nog vroeger opgestaan, want toen we in de bar kwamen, stond er een hele stapel pannenkoeken voor ons klaar, net als stukjes fruit. Terwijl we aten, voeren we nog een stuk verder, langs eilanden met een relatief ruig en kaal landschap. Het landschap was donkergeel/bruin, was bergachtig en had slechts een paar dunne boompjes. Ergens deed het me een klein beetje denken aan Afrika en niet aan de andere eilanden die ik eerder in Azië had gezien. Langs dit grote eiland legden we uiteindelijk aan, waarna we om 9 uur aan land gingen. Het eiland was Komodo Island, wat samen met Rinca en nog een eiland onderdeel uitmaakte van Komodo National Park. En dit nationale park staat natuurlijk wereldwijd bekend om de enorme komodovaranen die hier leven. Deze uit de kluiten gewassen hagedissen zijn, op enkele dierentuinen na, nergens anders ter wereld te vinden. Het zijn levensgevaarlijke roofdieren en hebben hier op de eilanden geen natuurlijke vijand. Ze jagen op herten, buffels, apen en wilde zwijnen en doen dat door ze aan te vallen met hun grote kaken, waarna de vele bacteriën in hun speeksel de prooi uiteindelijk doodt -dit kan een week duren-, in het geval de beet dat nog niet had gedaan.
Wij zouden ongeveer 1,5 gaan rondwandelen op het eiland, maar vanwege het gevaar dat we liepen, werden we opgedeeld in twee groepen van zo’n 15 personen en kregen we twee gidsen met ons mee. De gidsen hadden een houten stok bij zich met een V-vormig uiteinde, een ultiem, maar behoorlijk nutteloos redmiddel in het geval dat een komodovaraan zou aanvallen. De gidsen vertelden dat dit nog weleens gebeurt en dat enkele van zijn collega’s weleens bij de benen gegrepen waren. Ook was een lokaal jongetje hier in het verleden gegrepen en hij had het niet overleefd. Ik kreeg de indruk dat dit zeker geen sterke verhalen waren. Mochten we deze grote ‘draken’ tegenkomen, dan moesten we te allen tijde achter de gidsen blijven staan, die zelf al niet dichter dan zo’n 4 meter van de beesten wilden komen, aangezien ze een vlug sprintje konden trekken als ze dat wilden. We vertrokken aan de ‘long trek’ die door het park was uitgezet. Op bordjes werden we er continu aan herinnerd om bij de groep te blijven. We liepen door een bosrijke omgeving en waren daar blij mee, want het was erg warm. Al snel spotten we tekenen van leven, maar dan in de vorm van enkele herten en een wild zwijn, welke allemaal snel van ons wegrenden toen we dichterbij kwamen. Het leek me maar niets om hier als hert geboren te worden, aangezien je zo goed als zeker ooit in de maag van één van de meer dan 1200 komodovaranen belandt. We gingen op jacht naar de draken en keken goed om ons heen, want ze zouden overal tussen de struikjes en bladeren verstopt kunnen zitten. Met hun schutkleuren zouden ze daarnaast niet heel erg opvallen. Na een tijdje hadden we geluk, want de gids had een baby’tje in de boom gespot. De kleine varaan zat hoog in de boom, schuilend voor het gevaar van beneden, aangezien volwassen varanen er geen bezwaar tegen hebben om kleine soortgenoten te verorberen. De kleine was leuk om te zien, maar daarvoor waren we natuurlijk niet gekomen; gewone hagedissen konden we op meerdere plekken wel zien. We wilden de mannetjes van drie meter! We liepen verder en hadden na enige tijd het geluk dat de gids tussen de bosjes een vrouwtjeskomodovaraan zag zitten. Ze was zo’n anderhalve meter lang en lag er rustig bij. Ze leek niet veel te geven om de mensen die van een afstandje om haar heen gingen staan om foto’s te maken. Iets verderop wisten we er nog een te spotten. Beide draken waren indrukwekkend om te zien, al hadden we ze nog een slagje groter verwacht. We liepen de bossen uit en liepen een berg op waar geen schaduw te vinden was. Er was veel zon, waardoor het erg warm was. Wel hadden we een mooi uitzicht over de andere bergen op het eiland, evenals de baai. Terwijl we weer naar beneden liepen, lette iedereen goed op waar hij of zij liep, aangezien het nogal glad was op het smalle paadje van zand en losse steentjes. De meesten waren zo geconcentreerd op het pad, dat niemand, op één persoon na, in de gaten had dat we vlak langs een groot mannetje waren gelopen. Deze draak, die toch zeker wel 2,5 meter lang was, lag in de bosjes verstopt en loerde argwanend naar ons. We gingen er op een afstandje omheen staan en keken toe hoe het beest langzaam om zich heen keek naar ons. Z’n blik viel echter voornamelijk op de gids die meer naar hem toe stond. We moesten oppassen, want hij kon onverwachte dingen doen. Boven op zijn hoofd was een ‘derde oog’ zichtbaar, ondanks dat er niet echt een oog was. Het gat was wel een extra zintuig. Er werd ons verteld dat de dikke huid van komodovaranen ook vervelde, maar dan niet zoals een slang in één keer, maar geleidelijk aan gedurende het jaar. Uiteindelijk lieten we het mannetje met rust en liepen we terug naar ons beginpunt. Hier troffen we vlakbij de kleine cafetaria, naast en onder een gebouwtje op palen, nog twee komodovaranen aan, die op de geur van het eten waren afgekomen. Ons spannende avontuur zat erop en de enige draken die we hierna nog zagen, waren de houten versies bij de souvenirstalletjes.
Toen we weer aan boord waren, zetten we koers naar Pink Beach, waar we 20 minuten later alweer aankwamen. Het strand was onderdeel van het nationale park, maar zou hopelijk geen komodovaranen hebben. Wel beschikte het direct langs de kust over kleine rode zandkorreltjes, welke tussen de ‘gewone’ witbruine korrels lagen. Het gevolg was dat er dus inderdaad een strook roze leek te zijn, waar het strand zijn naam dus aan te danken had. In een uur tijd ben ik hier twee keer het water ingegaan om te snorkelen, want er was ontzettend veel mooi en kleurrijk koraal te vinden. Helaas dreef er ook een behoorlijke hoeveelheid plastic in het water. Dit was niet afkomstig van het eiland, maar was vanwege de stroming van andere plekken hiernaartoe gedreven. De Indonesische bevolking lijkt namelijk niet zo om de natuur te geven en smijt alles zonder na te denken maar in zee. Tussen het koraal waren veel vissen te vinden en ik zag onder andere anemoonvissen, papegaaivissen, trompetvissen en een paar gekleurde vissen die ik tijdens het duiken nog niet eerder was tegengekomen. Ook leuk om te zien was een goat fish (geitvis?), met twee lange baardharen. Een kleine inktvis zag ik ook ‘achteruit’ voorbij zwemmen, iets dat ik ook nooit eerder in het water had gezien. De meeste inktvissen was ik namelijk dood op de vismarkt tegengekomen. Na het snorkelen had ik nog de gelegenheid om even op het strand te zonnen.
Terug op de boot vertoonden enkele personen weer hun beste spring- en duikkunstjes, alvorens we onder het genot van een lunch verder voeren. Na vier zonnige, maar lange en saaie uren bereikten we onze eindbestemming van de trip: het plaatsje Labuan Bajo in het westen van het eiland Flores. De driedaagse boottocht van west naar oost kwam hiermee ten einde. Garry trommelde iedereen op bij de bar en hield een afscheidswoordje. Hierbij nodigde hij iedereen uit om twee uur later, om 19 uur, terug op de boot te komen voor een afscheidsetentje en een feestje. In de tussentijd zouden mensen dan de tijd hebben om naar hun geboekte accommodatie te gaan, of juist op zoek kunnen gaan naar een slaapplek. Dit gold echter niet voor Ellen en mij, aangezien wij, net als een paar andere mensen, de vijfdaagse trip hadden geboekt en in de komende twee dagen weer terug zullen varen naar Senggigi. We namen daarom afscheid van zowel Steph als Klaus, die hier zouden blijven en niet meer naar het etentje wilden komen. We besloten om het vissersdorp te bekijken en liepen over de pier met vele bootjes -enkele zeiljachten lagen verderop in het water- naar de hoofdstraat, tevens zo’n beetje de enige weg die het dorp rijk was. Vanaf het water zag het dorp, enigszins op een heuvel gebouwd, er kleurrijk uit. Toch bleek het redelijk vervallen te zijn. Echt toeristisch was het niet, want er waren slechts een paar plekken waar je kon slapen, evenals een paar verenigingen die boot- en duiktrips aanboden. Helaas had ik niet de gelegenheid om hier in de omgeving te gaan duiken. In de straat waren verder enkele hele eenvoudige lokale winkeltjes en eettentjes te vinden. Op straat werden enkele snacks en drankjes verkocht en hier en daar lagen manden met vis, helemaal overspoeld door vliegen. En dat zou nog verkocht moeten worden! Erg uniek om te zien was een draaimolen voor de allerkleinsten. Voorop een grote fiets was een draaimolentje bevestigd, waar vier kinderen konden plaatsnemen op een klein autootje. De eigenaar kon vervolgens trappen om de draaimolen te toen draaien. Er werd zelfs een zoet muziekje afgespeeld. De kinderen die we zagen leken hier veel lol in te hebben. Toen we in de straat waren uitgekeken, namen we bij een cafeetje aan de waterkant een drankje, om vervolgens te genieten van de erg mooie zonsondergang, waarbij de baai met de haven met vele bootjes prachtige kleuren aannam.
Terug op de boot ontdekten we al snel de aanwezigheid van nieuwelingen. Dit waren mensen die alleen de tweedaagse trip van oost naar west hadden geboekt en nu de lege plekken innamen van de mensen die waren vertrokken. Onwennig hingen ze een beetje rond op het achterdek; heel gezellig leek deze groep niet te zijn. Gelukkig waren er ook oude bekenden teruggekeerd, waarvan sommigen, zoals een Spaans echtpaar en een Frans en Nederlands gezin, ook weer mee terug zullen gaan naar Lombok. In de bar kregen we enige tijd later weer een lekkere maaltijd. Terwijl de ‘oude rotten’ precies wisten hoe alles in z’n werk ging en wij gezellig opschepten en gingen eten, schepten de nieuwelingen, opnieuw een mix van Europeanen, uiteindelijk voorzichtig een bordje op. Garry hield vervolgens hetzelfde introductiepraatje als op de eerste dag, waarna zowel een afscheids- als welkomstfeestje van start ging. De muziek werd aangezet en alle ervaren personen werden verzocht om plaats te nemen op de dansvloer. Het was tijd om te kijken of we de danspasjes van de eerste avond nog onder de knie hadden! Vol enthousiasme lieten we zien dat we deze echt nog niet vergeten waren. We hadden er veel lol in en alle nieuwelingen keken met open ogen uit naar hetgeen dat zich hier afspeelde. Het was duidelijk te zien dat ze zich nog niet echt thuis voelden en ze zich eerder indringers voelden op een hecht gezelschap. De nieuwe mensen, toch wel weer een groep van zeker 15 personen, dropen hierna af naar het donkere bovendek, terwijl het feestje daaronder gewoon werd doorgezet. De hele crew werd opgetrommeld om de volledige dans (met tien verschillende dansjes) te tonen, wat een geweldig optreden was. Hierna ging het feestje, met allemaal bekende nummers, vrolijk verder. Het was een dolle boel en het was met recht de meest levendige plek in en rond het slaperige Labuan Bajo op dat moment. Op een zeker moment was het tijd om echt afscheid te nemen van de mensen die ons zouden verlaten; het feestje kwam hiermee tot een eind. Op het bovendek merkten we dat de meeste nieuwe personen hun slaapzak al hadden opgezocht. Sommigen sliepen nu ook op het bovendek aan de voorkant, in de buitenlucht. Gelukkig voor hen zou de boot vannacht niet gaan varen, zodat het niet te koud, winderig, golvend en nat zou worden. Ik keerde ook terug naar mijn matrasje, dat ik opnieuw claimde. De nieuwe mensen hadden maar lege plekjes op te zoeken! De nacht begon uiteindelijk te vallen en het was nu mogelijk om zonder geschommel in slaap te vallen. Ellen was blij dat haar hand weer helemaal in orde was, maar we vroegen ons wel af wat ik op een zeker moment over mijn been en zij een paar seconden later over haar rug voelde kruipen.
Tip van de dag: boek de volledige trip van vijf dagen. Dat is veel leuker dan alleen de driedaagse trip naar het oosten, of de tweedaagse trip naar het westen.
Opvallend feitje: je betaalt zoveel geld om een trip naar Komodo te maken, maar de ‘camera fee’ en ‘snorkeling fee’ van het nationale park zit niet inbegrepen. Alsof er mensen zijn die geen camera bij zich hebben of niet willen snorkelen!
Dag 161: Het einde van de ramadan
Zaterdag 18 augustus 2012
Het was fijn om een nachtje te kunnen slapen zonder geschommel, alhoewel de crew gisteravond laat nog wel wat herrie wist te maken door het kleine bootje binnen te hijsen. Ook in de ochtend werden we allemaal al vroeg wakker omdat we om 5 uur al uit zijn gaan varen. Dit leverde meer wind op, wat koud aanvoelde in een dunne lakenzak die normaalgesproken wel voldoende warmte levert. Toch had niemand haast om op te staan en leek ook het ontbijt aan de late kant. In de ochtend stond een vergelijkbare activiteit als gisteren op het programma. Nadat we aan waren gekomen bij Rinca Island, gingen we van boord om opnieuw in twee groepen te worden ingedeeld. We zouden net als gisteren onder begeleiding van twee gidsen een wandeling door Komodo National Park maken. Rinca Island was qua omgeving vergelijkbaar met Komodo Island, met een kaal bergachtig landschap en een paar bomen in de lager gelegen gebieden. Rinca heeft zo’n 1000 komodovaranen, maar meestal zijn deze niet zo groot als die op het buureiland. Toch was de 1,5 uur durende wandeling die we maakten mooier dan die van gisteren. Dit was voor ons wel fijn, aangezien het anders een minder interessante herhaling zou zijn. Daarnaast hadden we veel meer geluk met de komodovaranen, omdat we er meer zagen. Om te beginnen zagen we er vlakbij het hoofdkwartier, in de omgeving van enkele gebouwtjes, al vijf vlak bij elkaar liggen. We moesten helemaal van het pad afwijken om onze route op een veilige manier te kunnen vervolgen. De volgende twee die we zagen, lagen nogal verstopt tussen de bosjes en wisten niet heel veel indruk meer te maken, behalve op de nieuwelingen uiteraard. Toen we op een zeker moment over de heuvels aan het lopen waren, op een smal pad tussen het hoge droge gras, kwam er bij een T-splitsing een komodovaraan aanlopen. We verleenden het beest voorrang en bleven op gepaste afstand achter hem aanlopen. Wij moesten namelijk ook die kant op! Ook hij vond het pad een stuk makkelijker lopen, alhoewel wij juist ook door het gras gingen om hem van de zijkant te kunnen fotograferen. Bij een ander kruispunt bleef het beest stilstaan en sloop hij het gras in. Hier moesten wij afslaan, waarna de draak ons in de gaten kreeg. Hij keek ons aan, zijn hoofd boven het gras uitstekend. We stonden min of meer om hem heen om langs hem te geraken. Toen hij onze kant op kwam lopen, was het even schrikken, waarna iedereen snel, maar erg voorzichtig opzij ging; het heuvelachtige gras met stenen bemoeilijkte onze vluchtweg. Met een grote boog wist iedereen vervolgens om de varaan te komen, waarna we met een gerust hart verder konden lopen. Terwijl we naar beneden liepen, gleed een man uit die al enige moeite had met lopen. Gelukkig voor hem was er hier geen draak aanwezig. We kwamen weer uit in het bos, zagen een boom met enkele schedels van opgegeten herten en moesten abrupt stoppen voor een enorme mannetjeskomodovaraan die, zonder dat hij ons doorhad, het pad overstak. Het beest was zeker drie meter lang en liep rustig voorbij op zijn vier grote poten. Het was de grootste die we hebben zien lopen en tevens de laatste van onze trip.
Toen we weer op de boot waren en de ervaren personen aan de nieuwelingen hadden laten zien hoe leuk het was om van de boot te springen, begonnen we om 10 uur weer met varen. Er volgde een lange tocht van zo’n vier uur, waarbij iedereen erg lui op het zonnedek is gaan liggen om de huid een mooi kleurtje te geven. Het werd hierbij wel heel erg warm en op een gegeven moment zochten de meesten toch ook wel even de schaduw van andere plekken op. Ondanks dat we vaak naar het water keken in de hoop dolfijnen te spotten, hadden we geen geluk. Wel konden we halverwege van een lunch genieten, welke nu enigszins in herhaling begon te vallen, maar alsnog goed te eten was. Toen we aankwamen bij Gili Laba kregen we opnieuw de mogelijkheid om te snorkelen in de grote baai, en/of te zonnen op het strand. Dat laatste had ik nu al wel genoeg gedaan, waardoor ik een uur lang in het water heb rondgezwommen om te snorkelen. En dat was het nog waard ook. Vanaf de boot ben ik in het water gesprongen, waarna ik naar het ondiepere deel ben gezwommen. In het diepe zag ik namelijk niet heel veel meer dan helderblauw water waar het gele zonlicht prachtig doorheen scheen. Ik hoopte een reuzenmanta voorbij te zien zwemmen, maar dat geluk werd me niet gegund. In het ondiepe water was veel koraal te vinden en zag ik hoe een rog zich helemaal in het zand probeerde te graven. Overigens niet heel subtiel, want de stofwolkjes dreven alle kanten op. Ook heb ik vijf Hawksbill-schildpadden door het water zien zwemmen, waarbij ze soms naar de oppervlakte zwommen om adem te halen, om vervolgens snel weer onder te duiken. De manier waarop ze zich voortbewogen, bleef prachtig.
Terug aan boord begonnen we weer te varen en ditmaal volgde een ontzettend lange tocht waar geen einde meer aan kwam. We hadden immers minder tijd om terug te varen, dan heen, zodat deze langere periodes wel nodig waren. Iedereen luierde ergens op het dek van de boot, las in een boek, of bekeek de foto’s die tijdens de afgelopen dagen waren gemaakt. Na zessen konden we recht voor de boot naar de zonsondergang kijken, tevens een mooi teken dat we nog steeds de goede kant op voeren. Alhoewel het de bedoeling was dat we zouden aanmeren bij een klein plaatsje dat Wera heet, om dan hier een diner te nemen, werd dat plan geschrapt omdat de wind op dit moment heel gunstig stond. Het zou zonde zijn om deze tijdwinst te verliezen en te riskeren dat het later in de avond of nacht slecht weer zou worden en we morgen vertraging zouden oplopen voor de leukere activiteiten. Het avondmaal, opnieuw een mengelmoes van gerechten die ik al eerder had gegeten de afgelopen dagen, volgde daarom op de boot. De ramadan was tot een einde gekomen en dat was duidelijk te merken bij de islamitische crew. Sommige van hen gedroegen zich veel vrolijker en ze zaten de hele dag al speciale hapjes te eten. Ook in de bar schalde continu ontzettend hippe moslimmuziek uit de speakers. Deze muziek was afkomstig van een dvd en op de aanwezige tv waren de teksten van de nummers te zien, evenals videofragmenten van biddende moslims. De teksten vielen overigens wel heel erg in herhaling, met een opvallend hoog gebruik van de woorden ‘Allah akbar’. De muziek had echter wel een behoorlijk strakke beat en was totaal anders dan de normale preken uit de moskeeën. In de avond pakte de crew er zelfs weer een paar muziekinstrumenten bij, waarna ze op de voorsteven vol enthousiasme begonnen te trommelen op een trommel, te slaan met pannendeksels, te tikken met stokken en te rammelen met een tamboerijn. Het was een erg lollige bedoeling en wij konden ook gewoon meedoen als we wilden. Toch waren het weer de personen van de langere trip die dit deden en leken de nieuwe personen niet veel zin te hebben. Ze waren maar saai. Halverwege werd ook het vuurwerk weer tevoorschijn gehaald voor een paar mooie knallen. Toen de wind sterker werd en het opspattende water iedereen op de voorsteven nat maakte, ging het feestje binnen nog heel eventjes door. Maar de zee werd woester en het was niet fijn om te blijven staan. Iedereen droop om 20.30 uur al af naar het achterdek om te gaan liggen. Sommigen gingen al slapen, terwijl anderen verder lazen in hun boek. Zelf kon ik een film kijken op m’n netbook, waarna ik ook ben gaan slapen. Toch viel dit in het begin weer niet mee, aangezien een flinke wind van de zijkant de boot af en toe behoorlijk deed hellen. Gelukkig gebeurde er niets.
Tip van de dag: houd je goed vast aan de zijkanten en bovenkanten van de gangen van een schip als deze heen en weer beweegt en jij wilt lopen.
Opvallend feitje: het lopende water op de boot (bij kraantjes en de douche) werkt alleen maar als de motor draait.
Dag 162: A crazy, happy ending program
Zondag 19 augustus 2012
Na het ochtendgloren klaagden vele mensen dat ze slecht hadden geslapen vanwege het geschommel van de boot. Daarnaast was het koud geweest. Gelukkig voor ons allemaal was het de laatste nacht geweest op de boot en konden we ‘s avonds weer in een normaal bedje slapen. Bij het ontbijt kregen we weer een pannenkoekje en konden we luisteren naar de islamitische muziek die werd afgespeeld vanwege het einde van de ramadan. We waren ondertussen aangemeerd voor Moyo Island en vele crewleden hadden zich omgekleed om naar de moskee te gaan. In hun nette kleding verlieten ze ons, om met het kleine bootje naar het dorpje op het eiland te varen. Toen ze eenmaal terug waren, werden ook wij naar het dorpje gebracht, waar we werden onthaald door allemaal rotjes die jonge kinderen continu aan het afsteken waren. Ze leefden hier allemaal erg primitief en ik had geen idee hoe ze aan de rotjes waren gekomen, of waarom ze hun geld überhaupt uitgaven aan vuurwerk. Ook waren we getuige van het feit dat niemand hier om de omgeving lijkt te geven, aangezien overal afval lag en een klein meisje dat net haar pakje drinken leeg had, haar pakje met een grote glimlach vanaf de pier in zee gooide.
We liepen het dorpje in en keken naar de eenvoudige huizen waarin iedereen leefde. Het was druk op het enige zandpad dat door het dorp liep. Vele mensen gingen heen en weer. Ze waren echter veel te lui om te lopen en kwamen allemaal voorbij op een motorbike. Ze waren vrolijk en begroetten ons, terwijl anderen verlegen giechelden. Geitjes en kippen waren hier ook van de partij. In een klein half uurtje liepen we door het dorp en het bos naar een waterval. Er was ons verteld dat we zouden kunnen zwemmen bij de waterval, dus ik verwachtte een grote poel met een mooie hoge waterval. Dit bleek helaas niet zo te zijn, alhoewel het alsnog redelijk vermakelijk was. De waterval was zo’n 5 meter hoog, maar het water gleed voornamelijk naar beneden langs de rotsen. Onder de waterval bevond zich een diepe poel. Boven de waterval was het water ondiep en was een touw opgehangen. Het laat zich niet moeilijk raden wat er ons nu werd aangeboden. De meesten ontdeden zich van hun kleding -er werd ons van tevoren al aangeraden zwemkleding te dragen- en één voor één namen we het touw beet om ons over de rand te laten slingeren en los te laten. Het koele water was op deze warme ochtend heerlijk verfrissend. Niet iedereen wilde het water in en sommigen hadden iets meer moeite om de stap te wagen. Zo ook Martha, de vrouw van het Spaanse echtpaar dat al vanaf dag 1 bij ons zat, die pas na vele pogingen bij het touw het aandurfde om toch een keer het water in te slingeren. Het was een drukke bedoeling bij de waterval. Niet alleen zo’n zestig toeristen hadden zich hier verzameld -we waren immers nog steeds met twee boten-, maar ook de lokale bevolking die hier bij het water bijeen was gekomen om het Suikerfeest te vieren. Allemaal waren ze lekkere hapjes aan het eten, terwijl sommigen juist hapjes aan het maken waren en verkochten. Het gaf zeker een aantal leuke fotomogelijkheden. Een paar kleine jongetjes lieten bij de waterval zien hoe behendig ze waren en hoe vaak ze dit al eerder hadden gedaan, aangezien ze op bijzondere, maar soms riskante wijze het water in sprongen.
Toen we weer terug bij de boot waren, begonnen we om 11 uur weer te varen. Opnieuw was de tocht hetzelfde als op alle andere dagen. Ondanks dat we weer geen dolfijnen zagen, hebben we wel een grote groep vliegende vissen over het water zien… springen. We luierden, lazen en aten een lunch waarbij er zelfs patatjes op het menu stonden. Ergens in de middag kwamen we bij een heel klein eilandje aan. Keramat Island was niet veel meer dan een grote zandbank met in het midden enkele palmbomen. Het strand zag er anders wel mooi uit, waardoor we prima eventjes konden bakken of een wandelingetje rond het eiland konden maken, dat zo’n 10 minuten duurde (omdat het met blote voeten op het zand toch net wat langzamer loopt). Ik heb ook nog met de Spanjaarden gesnorkeld, maar het koraal was niet heel spectaculair vergeleken met hetgene dat we al hadden gezien. Wel was het geinig om een groep kleine visjes te zien die heel dicht bij elkaar in een bol zwommen, evenals een zeepaardje dat geen gekrulde staart had, maar helemaal uitgestrekt op een stuk steen lag en vervolgens als een slangetje wegzwom. Terwijl de kinderen van het Franse gezin een kuil hadden gegraven, deze gevuld hadden met water, een visje en een krabbetje, maakte ik met Ellen een paar lollige foto’s langs en in het water.
Aan boord was het tijd voor het laatste stuk terug naar de haven van Labuan Lombok. Ik nam nog een kijkje in de stuurhut, waar de kapitein aandachtig zicht hield op de zee en zijn navigatiesysteem, waarop hij kon zien waar eilanden lagen en op welke diepte de bodem lag. Iedereen hing rond op het dek en praatte na over de mooie dagen die we hadden gehad. Ook ik was erg blij dat ik was meegegaan, want ik had dit echt niet willen missen. Zelfs het Nederlandse gezin, dat aan het begin van de trip geveld was door zeeziekte, had zich de laatste twee dagen toch nog goed vermaakt. We kregen nasi als avondmaal en voeren uiteindelijk recht op Mt. Rinjani af, waar we de zon achter zagen verdwijnen. Wolken waren ditmaal niet aanwezig, waardoor de vorm van de berg mooi contrasteerde tegen het felle licht erachter. We genoten nog eenmaal van ‘Welcome to my paradise’, dat in de laatste vijf dagen toch wel ons nummer was geworden. Het was zo vrolijk en toepasselijk en nu al een favoriet! Om 19 uur kwamen we aan in de haven van Labuan Lombok, waar Garry zijn afscheidswoordje hield. Hij hoopte dat we allemaal een leuke trip hadden gehad en hij verontschuldigde zich voor eventuele ongemakken. Dit laatste was echter niet nodig, want we hadden niets te klagen. Nogmaals noemde hij ‘crazy happy ending program’ in de mond, iets dat bij hem een stuk onschuldiger klonk dan waar dit woordgebruik in Azië normaalgesproken mee geassocieerd wordt. Twee bussen stonden voor ons klaar om ons te vervoeren naar Mataram of Senggigi. Alhoewel het lange tijd duurde voordat we eindelijk vertrokken -dat allemaal vanwege de T-shirts die de ‘nieuwelingen’ nog moesten krijgen-, gingen we daarna toch door het donker terug. Het was niet helemaal donker, aangezien er hier en daar vrolijk gekleurde lampjes hingen. Onderweg wisselde ik foto’s uit, maar werd de rit daarna alsnog vermoeiend. Om 22 uur kwamen we weer aan in Senggigi en nam ik afscheid van de mensen met wie ik vijf dagen lang een prachtige trip had beleefd. Ik zal ze gaan missen. Ik liep over een donker pad met vele kikkertjes terug naar m’n homestay, waar de eigenaresse op mij en nog enkele andere gasten zat te wachten. Het was tijd om te gaan slapen, zonder geschommel, zonder water en zonder wind.
Tip van de dag: gebruik veel zonnebrand op een boottocht en vergeet ook je rug niet goed in te smeren. Vele mensen op de boot vertoonden namelijk plekken van verbranding.
Opvallend feitje: veel jongeren op Moyo Island liepen of reden rond met mobieltjes in de hand. Toch vroeg ik me af wie ze zo graag wilden sms’en of bellen, aangezien het dorp erg klein was en het me sterk leek dat ze zoveel andere mensen op andere eilanden kenden.