Boston
Dag 11: De weg naar vrijheid
Woensdag 2 januari 2013
Een hele lange en drukke dag; dat is zo’n beetje de kortste manier om mijn dag te omschrijven. Maar het was wel een hele leuke en interessante dag, waarop ik enkele bijzondere plekken in Boston heb aangedaan. Historisch gezien is Boston een belangrijke stad geweest, aangezien de stad net als Philadelphia een grote rol speelde ten tijde van de Amerikaanse Revolutie. Enkele historische figuren woonden in Boston, smeedden hier hun complotten en zetten zich hier op tegen de Britten. Het mooie van Boston is dat enkele historische gebouwen van toen nu nog steeds overeind staan, in tegenstelling tot het New York van toen en nu. Vandaag was daarom dan ook een feestelijke herkenning van een computerspel dat ik de laatste paar weken heb zitten spelen. Assassin’s Creed III speelt zich namelijk volledig af ten tijde van de Amerikaanse Revolutie en laat de speler kennismaken met deze historische figuren, de stad Boston uit de tweede helft van de 18e eeuw en kenmerkende gebeurtenissen uit de geschiedenis, zoals de Boston Massacre, de Boston Tea Party, Paul Revere’s Midnight Ride en de veldslagen rond Lexington, Concord en Bunker Hill. Een groot deel van de geschiedenis had ik hierin dus al opgepikt, wat het verkennen van de stad vele malen interessanter maakte.
Door het centrum van de stad is de Boston Freedom Trail aangelegd, een route van zo’n 4,5 kilometer langs diverse gebouwen en locaties uit de geschiedenis rond de tijd dat de VS werden opgericht. Alhoewel je de route kunt volgen door middel van een plattegrondje in je handen, is dit eigenlijk helemaal niet nodig, omdat de route letterlijk op de grond was gemarkeerd. Met rode stenen, of met rode verf op de stenen, was het af te leggen pad gewoon aangegeven op alle stoepen. Dat was gewoon letterlijk de route volgen, iets waarin ik vandaag zeker niet de enige toerist was. In de ochtend liep ik naar Boston Common, het grote centrale park in het hartje van de stad (alhoewel het bij lange na niet zo groot was als Central Park). In het park waren paden aangelegd, stonden kale bomen en lag overal sneeuw. Ondanks dat het nu niet sneeuwde, was de sneeuw die eerder was gevallen, nog wel overal aanwezig of vertrapt tot glad ijs. De temperatuur hing namelijk rond of onder het vriespunt, waardoor het tevens erg koud was en een muts en handschoenen echt noodzakelijk waren. In het park was daarnaast een koepelgebouwtje te vinden, net als enkele beelden. Ik liep naar de noordzijde van het park en hoorde een kerk het liedje ‘Noël, Noël’ spelen; de kerstsfeer was nog niet voorbij. Hier aan de noordzijde op Beacon Hill bevond zich het Massachusetts State House, een gebouw met oranje bakstenen, witte zuilen en een grote gouden koepel. Het mooie gebouw was niet zomaar te betreden, aangezien het een belangrijk overheidsgebouw was. Ook eerdergenoemde kerk die zich hier vlak naast bevond, de Park Street Church, was ontoegankelijk voor toeristen. Naast de kerk lag de Granary Burying Grounds, een kerkhof, dat in tegenstelling tot Green-Wood in New York behoorlijk klein en compact was, en daarnaast tussen alle gebouwen in lag. Toch was het een bijzonder kerkhof, aangezien hier niet alleen een monument stond ter nagedachtenis aan de ouders van Benjamin Franklin, maar John Hancock, Samuel Adams en Paul Revere hier ook begraven lagen en een bijzondere steen hadden. John Hancock was de voorzitter van het Continental Congress en deed mee aan de Boston Tea Party, waarbij vele kratten Engelse thee vanaf een schip in de haven overboord zijn gegooid om te protesteren tegen belastingen en de Britten. Samuel Adams was de persoon achter dit theefeestje en behoorde daarom ook tot de Sons of Liberty. Paul Revere was ook lid van deze vrijheidsstrijders en staat bekend om zijn nachtelijke rit van de Old North Church naar de strijders in Lexington, om hen in te lichten over een groots arriverend leger van Engelse soldaten. Op het kerkhof hadden alle grafstenen ook een bijzonder reliëf aan de bovenkant, zoals een doodshoofd met vleugels. Informatieve borden langs de paar paden gaven aan wie waar lag.
Een klein stukje verderop stond op de hoek de ontoegankelijke King’s Chapel, met daarnaast opnieuw een kleine begraafplaats, ditmaal met iets minder bekende personen voor mij. Aan de andere kant van de kerk stond de oude Public Latin School, die later was omgebouwd tot de City Hall, maar nu een restaurant bevat. Het kan apart lopen met een gebouw. Voor het gebouw stond niet alleen een beeld van een ezel, maar ook, geheel contrasterend, een standbeeld van het genie Benjamin Franklin, die net als de andere hiervoor genoemde personen op school had gezeten, maar deze opvallend genoeg vroegtijdig had verlaten. Ik liep een stukje verder en leek in het centrum van de stad uit te komen, met diverse straten met winkels en restaurantjes. Dit gaf me mooi de gelegenheid om te lunchen, alvorens een kijkje te nemen in de Old South Meeting House, een gebouw dat van buiten veel weg had van een kerk, maar dat het niet was. Het gebouw stond bekend om de ontmoeting die hier plaatsvond om niet veel later 340 kratten thee van drie schepen in de haven te gooien. Nu waren er van binnen enkele informatieve borden te lezen, en kon je kijken naar de aparte indeling van de zaal, welke een combinatie leek te zijn van een rechtbank en een kerk. In de kelder bevond zich een souvenirwinkeltje en een winkeltje met ontzettend veel oude boeken. Weer buiten liep ik langs een voormalige boekenwinkel op een hoek, alvorens uit te komen bij het Old State House. Het was een gebouw waarin vele besprekingen werden gehouden ten tijde van de Revolutie en was tevens de plek waar enkele dagen na Philadelphia de Onafhankelijkheidsverklaring werd voorgelezen. Het gebouw was nu een museum met veel informatie, enkele artefacten en gedeeltelijk gerestaureerde zalen. Ik kreeg hier samen met enkele andere toeristen een aardige rondleiding door een gids. Voor het gebouw lag een plakkaat op de grond die de Boston Massacre deed herdenken, een protestactie vanwege de Stamp Act (waarbij belasting werd geheven op allerlei papieren documenten), wat leidde tot het openen van het vuur door Britse soldaten en de dood van enkele personen in het publiek.
Ik vervolgde m’n route en kwam al snel uit bij de Faneuil Hall, opnieuw een gebouw waarin enkele protestacties werden gesmeed, waaronder die tegen de Stamp Act. De in Philadelphia genoemde quote ‘No taxation without representation’ werd hier voor het eerst genoemd. De bovenverdieping van het gebouw was helaas gesloten, waardoor alleen de toeristenwinkeltjes en infoborden op de begane grond te zien waren. Naast de hal bevonden zich de North en South Market, en de Quincy Market. Deze laatste heb ik bezocht, waarbij ik door een lange gang liep met aan beide zijden een grote hoeveelheid vaste kraampjes met eten en drinken. Net zoals in de Reading Terminal Market in Philadelphia waren hier allerlei verschillende hapjes en drankjes te verkrijgen. In het centrum van de markt was een ruimte met tafels en stoelen. Ik nam hier een erg vroege, maar smakelijke avondmaaltijd, aangezien ik wist dat ik hier later niet echt meer de mogelijkheid voor zou krijgen. Net zoals alle maaltijden hier in de Verenigde Staten, was mijn portie opnieuw aan de erg grote kant. De rode lijn liep verder door een plein met ondergesneeuwd gras en kwam uit in Hanover Street, een straat met verschillende iets chiquere winkels. In een straat hiernaast stond niet alleen een eenzame sneeuwpop, maar ook het huis van Paul Revere, dat nogal afstak tegen de huizen eromheen. Dit zwarte houten huis was het oudste huis van Boston en was van binnen volledig hersteld tot hoe het er vroeger uit heeft moeten zien. Hele oude meubels, decoraties en huis-, tuin en keukenvoorwerpen waren hier te zien. Na m’n bezoek liep ik verder en kwam ik uit bij de Old North Church (waar Paul Revere aan zijn rit begon), welke ondanks dat het nog geen sluitingstijd was, toch gesloten was, net als de ernaast gelegen Copp’s Hill Burying Ground. Dat vond ik op zich niet heel erg, want ik had er al een lange dag op zitten. Het was daarom tevens de plek waar ik de Freedom Trail voor nu zou verlaten. Het laatste stukje bevond zich aan de andere kant van de Charles River die ik bereikt had, wat vanwege het tijdstip niet meer te doen zou zijn, maar ik morgen wel kan gaan doen.
Wat echter nog wel te doen was, en ik het liefste vandaag wilde doen, was het bezoeken van het Museum of Fine Arts. Op woensdagavonden mocht je namelijk zelf bepalen hoeveel je wilde betalen van de gebruikelijke $25 entreegeld. Met de metro (welke eigenlijk veel meer weg had van een ondergrondse trambaan, met kleine oude trammetjes) ging ik naar dit populaire museum, waar ik $3 neerlegde voor m’n ticket. Net zoals het Louvre in Parijs, de Hermitage in Sint-Petersburg en het Metropolitan in New York was dit een reusachtig museum. Ondanks m’n lange dag heb ik hier in de avond alsnog meer dan drie uur doorheen gelopen. Dit heb ik behoorlijk vlug gedaan, waarbij ik net de tijd had om overal langs te lopen en hier en daar stil te staan om de kunst te bewonderen. Als je alle afdelingen goed wil zien, heb je echt een hele dag nodig. Het hangt ook enigszins van je interesse af, natuurlijk, maar er is hier in ieder geval voor ieder wat wils. De variatie in dit museum was dan ook enorm. Over twee verdiepingen waren er afdelingen met historische schatten uit Egypte, Syrië en de omgeving (inclusief mummies, beelden en hiëroglyfen), Azië (met Boeddhabeelden, Japanse tekeningen, Nepalese en Tibetaanse beeldjes) en Oceanië (met maffe figuurtjes). Maar ook waren er vele schilderijen uit Europa (van bekende Franse schilders, van Gogh en andere meesters) en schilderijen en objecten (zoals kastjes, tafels en zilverwaar) uit Amerika. Tevens was er een hele sectie gewijd aan moderne kunst en stond er een man te poseren tussen allemaal Griekse beelden, zodat tekenaars hem over konden nemen. Middeleeuwse kunst, objecten van indianen, muziekinstrumenten en sieraden kwamen ook nog voorbij. Het museum was een bezoek zeker waard en laat zich bij lange na niet goed omschrijven in tekst. Na m’n bezoek had ik behoefte aan rust, iets dat niet zo verwonderlijk was na zo’n dag. Ik stapte weer in de tram en reed terug naar de dichtstbijzijnde halte van m’n hostel. Na nog eens 10 minuutjes lopen kon ik m’n voeten laat op de avond eindelijk laten rusten, terwijl ik me alvast voorbereidde voor m’n tweede dag in Boston.
Dag 12: Knappe koppen
Donderdag 3 januari 2013
Na een lange dag in Boston gisteren, was het vandaag wederom tijd voor een lange dag, ditmaal tevens alweer de laatste volledige dag van mijn trip. Omdat het ontbijt hier al vrij vroeg eindigt –om 9 uur– en ik geen zin had om zo vroeg op te staan, nam ik bij het hostel een (gratis) kop Starbucks-koffie –uit een apparaat weliswaar, maar wel van dit merk– en haalde ik bij de 7-Eleven aan de overkant m’n ontbijt. Ik had nog iets af te maken gisteren, dus liep ik door de ijzige kou naar het metrostation om daarvandaan door te reizen naar het noordoosten van de stad. Hier pikte ik –bijna letterlijk– de rode draad weer op en volgde ik de Freedom Trail naar de wijk Charlestown. Hiervoor moest ik via een brug eerst de Charles River oversteken, waarbij ik vanwege het heldere weer een mooi uitzicht had over beide oevers. In de verte zag ik mijn bestemming al boven alle gebouwen uitsteken. Via een parkje en enkele rustige straten met mooie huizen bereikte ik Bunker Hill, een heuvel waar in juni 1775 een cruciale en beslissende strijd heeft plaatsgevonden tussen de Britten en de Amerikanen. Ook dit gevecht herkende ik terug uit mijn spel, inclusief de befaamde quote: “Don’t fire until you see the whites of their eyes”. Alhoewel de Britten de strijd wonnen, hadden ze zoveel soldaten en legerofficieren verloren dat ze zich niet veel later terugtrokken en de Amerikaanse Revolutie ten einde kwam. Vandaag de dag staat er op de heuvel een groot monument: een hoge obelisk, enigszins vergelijkbaar met die in Washington DC, maar dan een stuk lager. In een gebouwtje ernaast was de toezichthouder een enthousiast geschiedenisverhaal aan het vertellen, waarnaar ik enige tijd heb zitten luisteren. Het was vervolgens mogelijk om de obelisk te beklimmen. Maar liefst 294 treden ben ik in de rondte omhoog gelopen; en dat was dit nog maar het begin van de dag! Na een vermoeiende klim kreeg ik echter wel een mooi uitzicht over de omgeving.
Ik vervolgde de rode lijn op straat en kwam uit bij een haven waar zich het USS Constitution Museum bevond, evenals de USS Constitution zelf. Dit is het oudste nog drijvende (en soms varende) oorlogsschip ter wereld, gebouwd in 1794 en befaamd vanwege vele overwinningen tijdens zeeslagen. In het museum werd van alles uitgelegd over deze zeeslagen in de 19e eeuw, evenals over het leven aan boord, de bemanningsleden en de constructiemiddelen. Het was interessant om te zien, maar bijzonderder was natuurlijk om het schip –na een plichtmatige controle van je bagage– zelf te betreden. De zwarte driemaster is in haar leven al diverse malen gerestaureerd en ondanks de leeftijd waren er geen rimpeltjes te bekennen. Het was mogelijk om op het dek te lopen, waarop enkele kanonnen stonden en vlaggen in de masten hingen met een logo van een slang en de tekst “Don’t tread on me”, samen met “Join or die” de bekendste quotes uit de Revolutie. In het schip waren nog veel meer kanonnen te zien. En met dit bezoek kwam de Freedom Trail tot een einde. Ik keerde terug naar de brug en het metrostation.
Met de rode metrolijn, welke meer weg heeft van een echte metro dan de lijnen van gisteren, ging ik naar de stad ten noorden van Boston en ten westen van de wijk Charlestown. Ondanks dat het dus eerder op een wijk van Boston lijkt, is Cambridge wel degelijk een zelfstandige stad, welke bekend staat om twee universiteiten die de topposities van de wereldranglijsten domineren. Zowel de MIT, de Massachusetts Institute of Technology, als de Harvard University behoren tot de beste universiteiten ter wereld. Beide bevinden zich niet ver van elkaar vandaan hier in Cambridge. Grappig genoeg bevindt Cambridge University, ook een topuniversiteit, zich in het Verenigd Koninkrijk. Om 15 uur zou er op het MIT een rondleiding beginnen vanaf het hoofdgebouw. Ik haastte me naar dit gebouw en kwam daar precies op tijd aan om onder begeleiding van een student samen met een groep andere bezoekers aan een rondleiding van zo’n vijf kwartier te beginnen. Het hoofdgebouw bevindt zich midden op de campus. De westelijke helft bestaat voornamelijk uit educatie- en onderzoeksgebouwen, terwijl de oostelijke helft gedomineerd wordt door faciliteiten en studentenwoningen. We begonnen in het oosten en liepen langs een rond gebouw dat gebruikt werd voor concerten. We betraden kort een gebouw met diverse eetgelegenheden (zoals een Dunkin’ Donuts), waarbij de student vertelde dat het vandaag nogal rustig was vanwege de kerstvakantie; des te beter voor ons natuurlijk. Het gebouw ernaast was het grote sportcentrum met vele sporthallen en zelfs een heel zwembad, waarbij werd verteld dat elke student hier een zwemproef moet ondergaan voordat hij of zij kan slagen, in aanvulling op een eenvoudige sporttest. Relatief opmerkelijk voor een technische universiteit. Aan deze kant werd vervolgens nog gewezen naar een tennishal, een groot sportveld en verschillende gebouwen met alle dormitories. In tegenstelling tot onze universiteiten is het hebben van een studentenkamer op de campus hier standaard. In het statige hoofdgebouw (met aan de voorkant diverse zuilen en de naam van de oprichter van de universiteit) wees de student ons op de ‘infinity hallway’, een enorm lange gang die door zo’n beetje het hele westelijke deel van de campus liep en enorm veel gebouwen met elkaar verbond. We liepen een stukje door de gang en kregen de diverse gebouwen te zien. Klaslokaaltjes, kantoortjes, bibliotheken en onderzoeksruimtes met allemaal apparaten volgden elkaar op. Het deed me enigszins denken aan het natuurkundegebouw in Delft. Aan de wanden hingen posters over activiteiten, reglementen en deadlines. Er werd ons verteld hoe er voor eerstejaars soms ijsjes van stikstof werden gemaakt. Buiten kregen we een kijkje op een groot (besneeuwd) grasveld, waarop elk jaar alle eerstejaars welkom worden geheten. Het veld had uitzicht op het bekendste gebouw van de campus, een klassiek gebouw met tien zuilen en een grote ronde koepel. Ondanks dat dit een serieuze universiteit is, worden er ook diverse grappen uitgehaald. Zo hebben studenten in het verleden midden in de nacht een volledige politieauto in stukken bovenop de koepel weten te krijgen, waarna ze deze daar in elkaar hebben gezet. De volgende ochtend was het voor iedereen een groot raadsel hoe het mogelijk was dat er een wagen op de koepel geplaatst had kunnen worden en is er een hijskraan nodig geweest om deze te verwijderen. Het was tevens het begin van nog vele andere grote grappen die in navolgende jaren werden uitgevoerd. We kregen nog een kijkje in een collegezaal, een gebouw met aan de buitenkant wel hele unieke vormen en keerden uiteindelijk weer terug naar het begin. Ondanks dat het misschien niet de mooiste universiteit ter wereld is, was het toch bijzonder om hier een kijkje te nemen. Op wetenschappelijk gebied laat deze universiteit de TU Delft namelijk nog een stap achter liggen.
Het was nu een klein halfuurtje lopen over één weg naar Harvard University, waar ik in de schemering aankwam. Van een echte campus was hier niet echt sprake, maar in plaats daarvan lagen de diverse gebouwen van de universiteit verspreid over verschillende straten; een duidelijke afbakening was er niet. Het centrale punt was Harvard Square, een plein waaromheen diverse winkeltjes (met boeken, cd’s, etc.) en eettentjes lagen. Het zoeken van een plek voor een avondmaaltijd was daarom dus niet heel lastig. Ik nam vervolgens een kijkje in de Old Yard, het meest bekende stuk van de universiteit. In feite was dit een tuin –een grasveld met paden en bomen– waaromheen enkele statige mooie gebouwen stonden. Ondanks dat het al donker was, kon ik de gebouwen vanwege de verlichting nog wel zien. Het grootste gebouw was de bibliotheek, maar als toerist mocht ik deze niet in. Ook de andere gebouwen waren ontoegankelijk vanwege het gebrek aan een pasje, vandaar dat ik slechts buiten heb rondgelopen. Bij een ander gebouw stond een standbeeld van de oprichter van de universiteit, John Harvard, waarvan men zegt dat het aanraken van zijn schoen je geluk zou moeten brengen. Iets verderop stond een kerk en kon ik nog meer gebouwen bekijken. Ik liep een rondje over het terrein en kwam door enkele straten waarvan ik vermoedde dat dit studentenwoningen waren. Tevens kon ik even uitkijken over de Charles River. Heel veel meer kon ik op dat moment niet zien. Ook morgen overdag terugkomen heeft geen zin, aangezien er gedurende deze periode geen rondleidingen worden gegeven. Ik liet m’n bezoek daarom voor wat het was. De plek straalde iets meer sfeer uit dan de MIT, maar een goed oordeel is lastig te vellen na slechts zo’n kort bezoek in de avond. Desondanks was ik blij dat ik vandaag beide universiteiten heb kunnen bezoeken en keek ik daarom terug op wederom een mooie dag.
Dag 13: Rode sokken en het groene monster
Vrijdag 4 januari 2013
Ondanks dat het gisteren m’n laatste volledige dag was, heb ik vandaag toch nog het een en ander kunnen doen voordat ik naar het vliegveld ben gegaan. Daarmee heb ik zo’n beetje elke belangrijke bezienswaardigheid van Boston aangedaan. In de ochtend pakte ik m’n spullen, checkte ik uit, liet ik m’n bagage achter en liep ik naar de metro, om daarmee naar een halte in het westen te gaan. Opvallend aan deze groene lijn zijn de maar liefst vijf vertakkingen, waardoor je moest opletten welke metro je instapte. Op deze mooie dag kwam ik uit bij het stadion van het meest populaire sportteam van Boston: de Red Sox. Deze wereldbekende club beoefent al 100 jaar één van de best bekeken sporten van de Verenigde Staten in hun Fenway Park: honkbal. Het bezoeken van dit oudste honkbalstadion van de VS zou een must moeten zijn in Boston, dus waagde ik me er ook aan, ondanks dat ik niet heel erg veel met de sport heb. Desondanks heb ik me in een uur behoorlijk vermaakt. Je kon alleen het stadion in met een tour, welke begon in de winkel waar ze allemaal shirtjes en petjes verkochten van (teamleden van) de Red Sox. Daarnaast waren er knuffeltjes verkrijgbaar, gesigneerde honkballen en nog veel meer merchandise. Onder begeleiding van een enorm enthousiaste oude man werd ik samen met zo’n 20 andere toeristen rondgeleid door het stadion. De man toonde overduidelijk veel passie voor zijn favoriete club –je moest hier geen fan zijn van de New York Yankees– en had veel kennis over het stadion, aangezien hij ons op vele kleine details wist te wijzen. We kregen een kijkje op de oorspronkelijke ticketkassa’s en enkele plekken waar diverse films waren opgenomen, waaronder het recentelijke Ted. Uiteraard mochten we een kijkje nemen in het stadion zelf. Bijna 40.000 oude houten en nieuwe plastic stoelen waren rondom het veld geplaatst. Het groen/bruine veld was echter niet te zien, aangezien er een enorme laag sneeuw overheen lag. Toch was het uitzicht over het stadion een bijzonder gezicht en de gids vertelde op grappige wijze nog veel meer. Eén van deze dingen ging over ‘het groene monster’, de groene muur aan de zijkant van het stadion met een ouderwetse handmatige puntentelling, waar bovenop speciale stoelen stonden met een goed uitzicht. Ook vertelde hij over de enige rode stoel in het stadion, de verste plek die ooit door een bal werd gehaald. Verder kregen we een kijkje in de spelersruimtes, de kantine en de persruimte. Al met al was het een erg vermakelijke tour.
Na m’n bezoek besloot ik lopend terug te keren naar het hostel. Onderweg wilde ik namelijk nog diverse plekken aandoen. Zo kon ik bijna het hele eind door Newbury Street lopen, een erg chique winkelstraat met luxere winkels dan in de binnenstad. De gebouwen waarin deze winkels gevestigd waren, leken oude, maar mooie herenhuizen en vaak waren de winkels pas toegankelijk als je een trappetje af was gelopen vanaf de stoep. Ik bracht ook een bezoekje aan Copley Square, waaraan de Public Library gevestigd was, een klassiek en statig gebouw. In de bibliotheek waren vele oude boekwerken te vinden, evenals lezende mensen en klassiek geschilderde plafonds. Aan de overkant stond de Trinity Church, maar om deze van binnen te bekijken, moest je geld neerleggen, waar ik niet veel zin in had. Ik vervolgde m’n route door Newbury Street en kwam uit bij de Public Garden, welke direct naar de Boston Common ligt en ik eergisteren niet in was gegaan. In dit park lag een groot meer dat helemaal bevroren was. Enkele personen waagden zich op het gladde ijs, terwijl enkele anderen een potje ijshockey speelden. Via de besneeuwde paden liep ik naar een hoek van het park waar eenden in een rij stonden opgesteld. Het was een kunstwerk van een moeder-eend en haar kinderen en was grappig om te zien.
Dit was tevens mijn laatste bezoek en ik keerde terug naar het hostel, waar ik in de lobby heb zitten wachten en ondertussen van thee en popcorn kon genieten. Ja, er stond hier zelfs een heuse popcornmachine die je kon gebruiken. In de tweede helft van de middag liep ik met m’n bagage naar de metro, om daarmee af te reizen naar de halte van het vliegveld. Het was tijd om Boston en de Verenigde Staten te verlaten. Met een shuttlebus werd ik naar het Logan International Airport gebracht, waar ik incheckte bij een vrouw die ‘dankjewel’ en ‘doei’ tegen me wist te zeggen. Vervolgens kon ik m’n tijd uitzitten tot 18.30 uur. Drie kwartier later steeg het vliegtuig op, met London Heathrow als bestemming.
Dag 14: T’rug naar huus
Zaterdag 5 januari 2013
Als ik terugkijk op het afgelopen jaar –de afgelopen 356 dagen–, dan was dit mijn 20e vlucht, welke vanaf Heathrow nog eens werd uitgebreid naar 21. Voeg twee weken aan deze tijdsperiode toe en er vallen nog eens vier vluchten bij op te tellen. Toch waren de twee vluchten die ik nu had de zwaarste van het hele jaar. Niet zozeer omdat het voorlopig toch echt de laatste vluchten waren, maar ook omdat m’n nachtritme volledig werd verstoord. De vlucht naar Heathrow duurde slechts zes uur, waardoor we 1.15 uur Amerikaanse tijd, maar 6.15 uur Engelse tijd aankwamen. Na een korte overstap (aangezien het vliegtuig enige vertraging had opgelopen), was het nog een klein uurtje terug naar Amsterdam. En dan zou er nog een hele middag en avond volgen voordat ik pas zou gaan slapen. Het was een vermoeiende nacht, passend bij de twee vermoeiende weken die ik zojuist achter de rug heb gehad. Maar desondanks waren het wel twee erg vermakelijke weken, waarin ik opnieuw ontzettend veel heb gezien en gedaan. Philadelphia en Boston waren een perfecte aanvulling op een stad waar ik al eerder was geweest. Het waren twee ietwat rustigere steden –wat wel fijn was na de hectiek van New York–, maar wel steden met een hoge historische waarde voor de Verenigde Staten. Voornamelijk de afgelopen week heb ik zo’n beetje de gehele Amerikaanse Revolutie mogen waarnemen, iets dat zeer interessant was. En met m’n bezoek aan Washington DC twee jaar geleden heb ik daarmee tevens zo’n beetje elke belangrijke locatie aan de oostkust van de VS bezocht, met uitzondering van Florida. Het lijkt me duidelijk dat ik bij een volgend bezoek aan de VS, welke er zeker nog eens gaat komen, de westkust eens goed onder de loep ga nemen. Maar zover is het nog niet. 2013 is nog maar net begonnen en belooft nu al een apart jaar te gaan worden. De pret van het reizen in 2012 is voorlopig even voorbij en vanaf aanstaande maandag zal ik hard aan de slag moeten gaan met een nieuwe baan. En wat de zomer- of kerstvakantie van 2013 gaat brengen, dat laat ik nog even in het midden. Tot de volgende keer!